Temperatuur in Nederland en mondiaal, 1906 - 2015

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De jaargemiddelde temperatuur in Nederland is sinds 1906 met 1,7 °C toegenomen. De lente en de zomer zijn het sterkst opgewarmd. De wereldgemiddelde temperatuur is sinds 1880 met circa 0,9 °C gestegen.

Temperatuurstijging in Nederland zet onverminderd door

De jaargemiddelde temperatuur in Nederland is trendmatig toegenomen en ligt in 2014
1,7 ± 0,6 °C hoger dan ruim een eeuw geleden, in 1906. Deze opwarming is statistisch sterk significant. De afgelopen 30 jaar is die stijging gemiddeld 0,03 °C per jaar geweest. Het jaar 2014 was veruit het warmste jaar sinds het begin van de meetreeks voor Midden- Nederland (1906, de zogenaamde CNT-reeks). Voor station De Bilt was 2014 zelfs het warmste jaar sinds 1706.

Opwarming verschillend verdeeld over de seizoenen

Dit patroon van stijgende temperaturen zien we ook terug in de gemiddelde temperatuur per seizoen. Wel is de opwarming verschillend verdeeld over de seizoenen. De sterkste
opwarming vond plaats in de de zomer. De minste opwarming vond plaats in de winter:

  • Opwarming in de lente: 1,8 ± 0,8 °C
  • Opwarming in de zomer: 2,1 ± 0,8 °C.
  • Opwarming in de herfst: 1,5 ± 0,6 °C
  • Opwarming in de winter: 1,3 ± 1,3 °C.


Verder blijkt de variabiliteit van wintertemperaturen rond de langjarige trend veruit het grootst. Koude winters kunnen daarom nog steeds voorkomen in het huidige Nederlandse klimaat. Zie ook technische toelichting.
Ook ruimtelijk gezien zijn er verschillen over de kaart van Nederland. Jaargemiddeld gezien is er een toename te zien van zuid-west naar noord-oost: hoogste temperatuurstijging in Zeeland, laagste in Drenthe en Groningen. Deze verschillen komen door een kleinere zoninvloed en een afnemende invloed van de Noordzee in de noord-oostelijke provincies. Overigens zijn de jaar-op-jaar variaties groter dan deze ruimtelijke verschillen (Bosatlas van het Klimaat, 2011 - pag. 23).
Het KNMI heeft vier scenario's ontwikkeld voor mogelijke toekomstige klimaatverandering in Nederland. Ook seizoensgemiddelde en jaargemiddelde temperaturen worden afgeleid. Voor details zie KNMI (2014) en PBL/KNMI (2015).

De temperatuur stijgt ook mondiaal

In de afgelopen 136 jaar is het mondiaal gemiddeld 0,9 °C warmer geworden (zie figuur). De drie decennia 1980-1989, 1990-1999 en 2000-2009 werden steeds warmer en waren alle drie warmer dan alle voorgaande decennia sinds 1880. De opwarming van de aarde gaat niet in een constant tempo, maar is aan schommelingen onderhevig. Na een versnelling aan het eind van de vorige eeuw verliep de opwarming de afgelopen vijftien jaar langzamer. Zo'n tempowisseling in het waargenomen temperatuurverloop is niet uniek en kan goed verklaard worden door natuurlijke fluctuaties (PBL/KNMI, 2015 - hoofdstuk 1).

Als oorzaken voor de verminderde stijging (de zogenaamde "hiatus") in de laatste jaren worden een verminderde zonneactiviteit en oceaanstromingen gegeven (Foster en Rahmstorf, 2011; IPCC, 2013 - hoofdstuk 2; Kosaka en Xie, 2013; Trenberth, 2015; Marotzke en Forster, 2015). Vergelijkbare schommelingen hebben zich ook vroeger in de tijdreeks voorgedaan. Voor een discussie over de interpretatie van deze "hiatus" verwijzen we naar Strengers en Labohm (2010), en Lewandowsky et al. (2015).
Wereldwijd was 2014 zeer warm. De jaargemiddelde temperatuur was circa 0,6 °C warmer dan het gemiddelde over de periode 1961-1990 (afhankelijk van de gekozen temperatuurreconstructie, zie figuur). Daarmee behoorde het jaar 2014 tot de drie warmste jaren vanaf 1880. De andere jaren waren 2005 en 2010. Het jaar 2015 toonde recordhoge waarden, gemiddeld 0,1 tot 0,2 °C hoger dan de waarden in 2014.

Nederland warmt veel sneller op dan mondiaal

De opwarming sinds 1950 in Nederland is ruim twee keer zo groot als de mondiale opwarming (Oldenborgh et al. 2003, 2009).Tot nu toe werd verwacht dat de opwarming in Nederland (en omstreken) ongeveer even snel zou verlopen als de stijging van de wereldgemiddelde temperatuur. Nederland ligt immers op middelbare breedte en staat onder invloed van zowel land als van zee.
Die snellere opwarming wordt hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt doordat landmassa's meer opwarmen dan de oceanen. Verder heeft Nederland - net als andere delen van West-Europa - sinds 1950 te maken met meer (zuid)westenwind in de late winter en het vroege voorjaar, minder bewolking, stijgende temperaturen van het Noordzeewater en een toename in de hoeveelheid zonnestraling (door schonere lucht) in het voorjaar en de zomer (PBL, 2012).

Trendmatige temperatuurstijging door uitstoot van broeikasgassen, fluctuaties door natuurlijke factoren

De belangrijkste reden voor de trendmatige toename van de gemiddelde temperatuur op aarde in de laatste 50 jaar is waarschijnlijk het door de mens veroorzaakte versterkte broeikaseffect. Dit versterkte broeikaseffect is een gevolg van de uitstoot van broeikasgassen in de atmosfeer Daarnaast zijn er ook natuurlijke processen die vooral de jaarlijkse fluctuaties in de gemiddelde jaarlijkse temperatuur op aarde verklaren. Dit zijn bijvoorbeeld variaties in de sterkte van de zonnestraling, het optreden van vulkaanuitbarstingen, El Nino's en chaotische fluctuaties in het klimaat (IPCC, 2013; Tollefson, 2016).

Veel natuurlijke factoren die van invloed zijn op de mondiale temperatuur, zoals El Nino en La Nina, hebben geen of zeer beperkte invloed op de temperatuur in Nederland. Die wordt veel meer bepaald door circulatie-veranderingen in onze omgeving en door de temperatuur van de Noordzee.

Tabel 1 Statistische analyse temperaturen in Nederland per seizoen en jaargemiddeld.

Trend-kengetallen NederlandLente
(± 2*sigma)
°C
Zomer
(± 2*sigma)
°C
Herfst
(± 2*sigma)
°C
Winter
(± 2*sigma)
°C
Jaar
(± 2*sigma)
°C
      
      
Trendverschil
2015 - μ1965]
1,5 ± 0,71,2 ± 0,70,8 ± 0,31,0 ± 1,01,4 ± 0,5
Trendverschil
2015 - μ1906]
1,8 ± 0,92,1 ± 0,81,5 ± 0,61,3 ± 1,31,7 ± 0,6
Standaard-deviatie van residuen 0,90 0,82 0,91 1,80 0,62
Patroon trend
1906-2015
Stabiel tot 1970, daarna snel stijgend Stijgend tot 1950, dan stabiel tot 1970, en daarna snel stijgend Lineair stijgend over hele periode Stabiel tot 1970, daarna licht stijgend Licht stijgend tot 1970 en snel stijgend daarna

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Temperatuur in Nederland en wereldwijd
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), auteur: Hans Visser
Berekeningswijze
Temperatuur in Nederland

De temperatuurreeks voor Midden-Nederland is beschikbaar vanaf 1906 als maanddata, en wordt afgekort als CNT-maandreeks. De data zijn te downloaden vanaf de KNMI-Climate-Exporer site. De reeks is gecorrigeerd voor effecten van verandering van meetlocaties, hoogte van de metingen, en effecten van verstedelijking. De CNT-reeks is representatief voor het gebied tussen de steden Utrecht, Arnhem, Breda en Eindhoven. Voor een toelichting op de CNT-maandreeks zie Schrier et al. (2011a, 2011b). Statistische trendgegevens voor de vijf CNT-temperatuurreeksen zijn samengevat in onderstaande tabel. De trends zijn weergegeven in de figuren. Daarbij zijn ook onzekerheden weergegeven. In bijgevoegde tabel is nog meer onzekerheidsinformatie vermeld. Een trendwaarde in een jaar wordt in de tabel aangeduid met de griekse letter μ. Dus het verschil [μ2015 - μ1965] staat voor het trendverschil tussen de jaren 2015 en 1965. De aangegeven onzekerheden zijn steeds 95%-onzekerheidsmarges (de zogenaamde 2-sigma--grenzen). De hier getoonde trends voor jaargemiddelde en seizoensgemiddelde temperaturen op basis van de CNT-reeks, zijn zover bekend niet door andere instituten berekend, inclusief het KNMI. Een vergelijking van trends geschat met andere methodieken is daarom niet mogelijk (zie ook hieronder 'Trendmethode').

Wereldgemiddelde temperaturen

Voor de wereldgemiddelde temperatuur is de "HadCRUT4" reeks gebruikt die elk jaar geactualiseerd wordt. De reeks kan gedownload worden van de CRU-site. Op deze CRU-site staat ook een uitgebreide literatuurlijst. De CRU-reeks is berekend ten opzichte van de periode 1961-1990. Het wereldgemiddelde over deze periode bedraagt circa 15 °C.

Daarnaast toont de figuur temperatuurreconstructies van drie andere instituten: het NASA Goddard Institute for Space Studies in New York (de zogenaamde LOTI-reeks), het Amerikaanse nationale klimaatdata-centrum NOAA, met een recent aangepast reeks (Karl et al., 2015). Verder publiceerden Cowtan en Way (2014) een reeks die gebaseerd is op de CRU-reeks, waarbij de rol van de polen groter is, door een andere interpolatie van stations. IPCC (2013 - SPM) geeft de opwarming van de aarde over de periode 1880-2012 op basis van drie datasets (HadCRUT4, LOTI en NOAA). Op basis van lineaire trends vinden zijn een opwarming over deze periode van 0.85 [0.65 tot 1.06] °C. De onzekerheidsband geeft hier een 90%- betrouwbaarheidsinterval. Een vijfde reeks van temperatuurdata staat bekend onder de naam 'Berkeley Earth Surface Temperature (BEST) team'. Ook deze reeks is gebaseerd op stationsdata, maar door toepassing van andere interpolatiemethodes konden zij een veel groter aantal stations gebruiken in hun reconstructie. Hun resultaten komen overeen met de reeksen hier getoond. Zie hun
website voor meer informatie.
Voor informatie over records in de wereldgemiddelde temperatuur zie NOAA, BEST project, NASA en Hadley Centre.Trendmethode

De trends in de CNT-temperatuurreeksen zijn geschat met het zogenaamde IRW-trendmodel. Dit trendmodel heeft als groot voordeel dat naast een trendschatting over de hele meetperiode ook onzekerheidsinformatie voor handen is. Het model geeft niet alleen onzekerheidsbanden voor trendwaarden μt, met 't' het jaartal, maar ook voor trendverschillen (zoals gegeven in de tabel). De flexibiliteit van de IRW-trend wordt bepaald door de zogenaamde een-staps-vooruit-voorspelfouten. Voor elk punt in de tijd wordt een trendvoorspelling gedaan voor het volgende jaar. Die voorspelling wordt vergeleken met de meetwaarde voor dat zelfde jaar. Zo ontstaat voor elk jaar in de meetreeks een voorspelfout. De som van gekwadrateerde voorspelfouten wordt nu zo klein mogelijk gehouden door het toegepaste Kalmanfilter. Voor details zie Visser (2004), en Visser en Petersen (2012).

Het zij opgemerkt dat er verschillende methodes bestaan om trends in data te schatten. Naast de hier toegepaste IRW-trend geeft de klimaatliteratuur ook andere methodes zoals glijdend middelen over bijvoorbeeld 10 jaar, LOESS trends en polynoom-fits (Visser en Petersen, 2012). In veel gevallen zullen trendschattingen via verschillende methodes hetzelfde patroon geven. Soms kunnen resultaten afwijken, vooral aan het eind van de reeks (Visser et al., 2015).
Geografische verdeling
Nederland, wereld
Verschijningsfrequentie
tweejaarlijks
Betrouwbaarheidscodering
Midden Nederland: B. Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig isWereldtemperaturen: C. Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Temperatuur in Nederland en mondiaal, 1906 - 2015 (indicator 0226, versie 12,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.