Energie en milieu

Verbruik van duurzame energie, 1990-2007

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Het aandeel duurzaam in het binnenlands energieverbruik is in 2007 nauwelijks toegenomen ten opzichte van 2006 en bedroeg opnieuw een kleine 3 procent.

  1990 2000 2005 2006 2007*
           
  TJ vermeden verbruik van fossiele primaire energie
Totaal duurzame energiebronnen 18 096 37 577 80 538 89 751 95 055
           
Waterkracht 752 1 179 733 871 877
Windenergie 495 6 861 17 222 22 463 28 193
Zonne-energie totaal 76 487 1 047 1 085 1 124
w.v. Zonnestroom 3 66 295 298 305
  Zonnewarmte 73 421 752 787 819
Omgevingsenergie totaal . 809 2 328 3 192 4 216
w.v. Warmtepompen . 589 1 830 2 566 3 462
  Warmte/koude opslag 3 220 498 625 754
Biomassa totaal 16 770 28 242 59 208 62 140 60 645
w.v. Afvalverbrandingsinstallaties 6 093 11 417 11 874 12 400 12 938
  Bij- en meestoken biomassa in centrales - 1 755 30 522 29 445 14 981
  Houtkachels voor warmte bij bedrijven 1 308 1 806 1 914 2 145 2 418
  Houtkachels bij huishoudens 6 231 5 701 5 464 5 464 5 464
  Overige biomassaverbranding 440 2 317 4 397 5 319 5 624
  Biogas, totaal 2 698 5 246 4 936 5 389 6 300
  w.v. Biogas uit stortplaatsen 336 1 934 1 580 1 500 1 404
    Biogas uit rioolwaterzuivering 1 866 2 299 2 127 2 068 2 135
    Biogas op landbouwbedrijven     78 456 1 425
    Biogas, overig 497 1 013 1 151 1 364 1 337
  Biobrandstoffen voor wegverkeer, totaal - - 101 1 979 12 920
  w.v. Biobenzine - - - 1 010 3 687
    Biodiesel - - 101 968 9 233
           
  als % van totaal energieverbruik  
Totaal duurzame energie 0,67 1,23 2,44 2,79 2,85
           
Bron: CBS (2008b). CBS/MNC/jul08/0385
NB. In vergelijking met de vorige versie van deze indicator gaat het bij de gegevens 2007 om bijgesteld voorlopige cijfers.

Verbruik van duurzame energie neemt nauwelijks toe

Het verbruik van duurzame energie in Nederland is in 2007 bijna niet gegroeid. Net als in 2006 was ongeveer 2,8 procent van de Nederlandse energievoorziening afkomstig van duurzame bronnen. Tussen 2003 en 2006 groeide het verbruik van duurzame energie nog sterk.

Windenergie groeit fors

Ongeveer 0,8 procent van de energievoorziening was in 2007 afkomstig van Nederlandse windmolens. Zij produceerden een kwart meer energie dan het jaar daarvoor. De toegenomen productie van elektriciteit uit windenergie is vooral te danken aan het plaatsen van veel nieuwe grote windmolens, onder andere in zee voor de kust bij Egmond.

Minder biomassa in centrales

De belangrijkste duurzame energiebron is in 2007 nog steeds biomassa, met een bijdrage aan de energievoorziening van 1,8 procent. Het verbruik van biomassa daalde doordat het meestoken van biomassa in elektriciteitscentrales bijna halveerde. De voornaamste oorzaken voor deze daling zijn de verlaging van de subsidie en de maatschappelijke discussie over de duurzaamheid van biomassa.

Meer biomassa in auto's

De afname van het meestoken is in 2007 voor een groot deel gecompenseerd door een toename van het gebruik van biomassa in het wegverkeer in de vorm van biobrandstoffen. Sinds 2007 geldt voor leveranciers van motorbrandstoffen de verplichting om 2 procent biobrandstoffen te leveren. Dit percentage loopt op tot 5,75 procent in 2010. In de praktijk gebeurt dat via bijmenging in gewone benzine en diesel.

Beleidsdoelstellingen

De overheid streeft naar 5 procent verbruik van duurzame energie in 2010 (EZ, 1996 en 2005), oplopend naar 20 procent in 2020 (Tweede kamerfracties CDA, PvdA en Christenunie, 2007). In januari 2008 heeft de Europese commissie een voorstel gelanceerd voor een richtlijn voor duurzame energie, met bindende doelstellingen voor het percentage duurzame energie per land in 2020 (Europese Commissie, 2008). Voor Nederland wordt 14 procent voorgesteld.

Duurzaamheid biomassa

De duurzaamheid van verschillende soorten van biomassa is onderwerp van maatschappelijk debat. Vooralsnog tellen alle vormen van biomassa mee bij de duurzame energie, omdat er op dit moment nog geen algemeen geaccepteerde en operationele criteria zijn om de duurzaamheid van biomassa te beoordelen. De overheid is momenteel wel bezig om dergelijke criteria te ontwerpen (VROM, 2007). Ook in de internationale energiestatistieken wordt geen onderscheid gemaakt tussen duurzame en niet duurzame biomassa.

Subsidies

De belangrijkste subsidieregeling voor duurzame energie is de MEP (Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie). Via de MEP krijgen producenten van duurzame elektriciteit een toeslag op de geleverde stroom. Deze subsidie is gebaseerd op het verwachte verschil in de kostprijs tussen gewone elektriciteit en duurzame elektriciteit. Voor nieuwe projecten is de MEP in augustus 2006 stopgezet. Voor bestaande projecten loopt de MEP gewoon door, met een maximale subsidietermijn van 10 jaar.
Met ingang van april 2008 kunnen aanvragen ingediend worden voor een nieuwe subsidieregeling voor duurzame energie: de Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE). Belangrijk verschil met de oude regeling is dat de SDE een jaarlijks plafond kent voor het toe te kennen bedrag. Verder hangt de exacte hoogte van het subsidiebedrag nu af van de daadwerkelijke elektriciteitsprijs. Als de elektriciteitsprijs stijgt, neemt het subsidiebedrag dus af.

Referenties

Relevante informatie

  • Meer informatie over duurzame energie is te vinden in de databank StatLine van het CBS.

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Verbruik van duurzame energie

Omschrijving

Het verbruik van duurzame energie naar energiebron (zoals wind en biomassa) en techniek (zoals windmolens en houtkachels), uitgedrukt als aantal terajoules (TJ) vermeden verbruik van fossiele primaire energie.

Verantwoordelijk instituut

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)

Berekeningswijze

De berekeningswijze verschilt per combinatie van bron en techniek. De basisinformatie is afkomstig uit enquêtes van het CBS, uit de registratie van duurzame stroomcertificaten van CertiQ, en voor de jaren tot en met 2002 uit deelinventarisaties uitgevoerd door Ecofys en KEMA. De berekeningswijze is per techniek vastgelegd in het Protocol Monitoring Duurzame Energie (SenterNovem, 2006). Tevens zijn kortere methodologische verantwoordingen te vinden in het rapport Duurzame energie in Nederland 2006 (CBS, 2007a) en het artikel Duurzame energie (CBS, 2007b).Duurzame energie wordt uitgedrukt in vermeden gebruik van primaire fossiele energie. De keuze voor deze wijze van uitdrukken is vastgelegd in het Protocol Monitoring Duurzame Energie.

Basistabel

StatLine: Duurzame energie: vermeden prim. energie (CBS, 2008b)Een uitgebreidere toelichting bij de ontwikkelingen is te vinden in het rapport Duurzame energie in Nederland 2006 (CBS, 2007a).

Geografisch verdeling

Nederland

Andere variabelen

Het verbruik van duurzame energie uitgesplitst naar energiebron / techniek, uitgedrukt als percentage van het totale energieverbruik.Het verbruik van duurzame energie uitgesplitst naar energiebron / techniek, uitgedrukt als vermeden emissie van kooldioxide (in kton, resp. als percentage van de totale kooldioxide emissie).

Verschijningsfrequentie

Jaarlijks

Achtergrondliteratuur

Duurzame energie in Nederland 2006 (CBS, 2007a)Duurzame energie (CBS, 2007b) (onderzoeksbeschrijving)Verbruik duurzame energie blijft gelijk (CBS, 2008a)

Opmerking

In de verbruikscijfers in de tabel is de import van groene stroom niet meegeteld.

Betrouwbaarheidscodering

A (integrale enquête) voor duurzame energie uit waterkracht;A (integrale enquête) voor duurzame energie uit windenergie;D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake) voor duurzame energie uit zonne-energie;E (schatting gebaseerd op een enkele meting, expert judgement, relevante feiten of extrapolatie van andere metingen) voor duurzame energie uit omgevingsenergie;C (schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd) voor biomassa in afvalverbrandingsinstallaties;A (integrale enquête) voor meestoken biomassa in elektriciteitscentrales;D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake) voor biomassa in houtkachels voor warmte bij bedrijven;E (schatting gebaseerd op een enkele meting, expert judgement, relevante feiten of extrapolatie van andere metingen) voor huishoudelijke houtkachels;A (integrale enquête) voor overige biomassaverbranding;B (schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is) voor biogas;C (schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd) voor biobrandstoffen voor het wegverkeer.Per onderdeel wordt in het rapport Duurzame energie in Nederland 2006 (CBS, 2007a) ingegaan op de betrouwbaarheid.

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2008). Verbruik van duurzame energie, 1990-2007 (indicator 0385, versie 14 , 4 juli 2008 ). www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.

Het CLO is een samenwerkingsverband van CBS, PBL, RIVM en WUR.