Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2015
Het aandeel hernieuwbare energie van het totale energieverbruik is in 2015 gestegen met 0,3 procentpunt naar 5,8 procent (CBS, 2016a). In een Europese Richtlijn is vastgelegd dat dit aandeel 14 procent moet zijn in 2020.
Verbruik hernieuwbare elektriciteit en warmte gestegen
Hernieuwbare energie wordt verbruikt in de vorm van warmte, elektriciteit en biobrandstoffen voor vervoer. In 2015 is het verbruik van hernieuwbare warmte en elektriciteit toegenomen; beide namen met ongeveer 5 petajoule toe. Het verbruik van biobrandstoffen voor vervoer nam daarentegen af. Van het totale verbruik van hernieuwbare energie van bijna 120 petajoule in 2015 was ruim 12 petajoule bestemd voor vervoer.
Meer warmteleveringen vooral door afvalverbrandingsinstallaties
Het verbruik van hernieuwbare warmte steeg in 2015 met 10 procent naar ruim 59 petajoule. De afvalverbrandingsinstallaties en de houtkachels bij huishoudens zijn een belangrijke bron van hernieuwbare warmte. Beide bronnen tezamen zorgden voor ruim de helft van de groei in 2015.
Stijging verbruik van hernieuwbare elektriciteit
Het verbruik van hernieuwbare elektriciteit steeg in 2015 met 12 procent. Dit kwam door de flinke stijging van windenergie (+ 4 petajoule) en van zonnestroom (+1,2 petajoule). De opwekking van elektriciteit door het verstoken van biomassa bleef in totaal ongeveer gelijk aan die in 2014.
Minder biobrandstoffen gebruikt
Het verbruik van biobrandstoffen voor vervoer is in 2015 ongeveer 12 procent gedaald ten opzichte van 2014, ondanks een toename van de verplichting voor leveranciers van benzine en diesel om hernieuwbare energie te leveren.
De daling heeft te maken met een aanpassing van de wetgeving. De wet per 2015 maakt het voor brandstofleveranciers mogelijk om biobrandstoffen mee te laten tellen voor de verplichting op een moment dat nog niet zeker is dat deze biobrandstoffen op de Nederlandse markt komen. CBS gaat uit van de daadwerkelijke leveringen op de Nederlandse markt (CBS, 2016b).
Beleidsdoelstelling
In de EU-Richtlijn Hernieuwbare Energie uit 2009 is vastgelegd dat 14 procent van het bruto energetisch eindverbruik van energie in 2020 afkomstig moet zijn van hernieuwbare energiebronnen. Deze richtlijn is een gezamenlijk besluit van de regeringen van de EU-landen en het Europees Parlement. Het huidige kabinet had in het regeerakkoord afgesproken om te streven naar 16 procent in 2020 (VVD en PvdA, 2012). In het nationaal Energieakkoord is deze 16 procent opgeschoven naar 2023 (SER, 2013).
Vermeden verbruik van fossiele brandstoffen
Belangrijk doel van de toepassing van hernieuwbare energie is het vermijden van het verbruik van fossiele energie en het vermijden van emissie van CO2. De link naar de database StatLine (CBS, 2016a) geeft een tijdreeks "vermeden verbruik van fossiele brandstoffen" en "vermeden emissie van CO2" voor het totaal aan toepassingen van hernieuwbare energie en per bron / techniek hernieuwbare energie. Deze gegevens sluiten aan bij beleidsdoelstelling die tot 2010 gold.
Europese cijfers
Cijfers over het aandeel hernieuwbare energie in andere Europese landen zijn te vinden bij Eurostat (2016a,b) en EurObserv'ER (2016).
Referenties
- CBS (2013). Hernieuwbare energie. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2015b). Sterke groei aandeel hernieuwbare energie. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2015c). Revisie hernieuwbare energie 2015. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2016a). StatLine: Hernieuwbare energie: verbruik naar energiebron, techniek en toepassing. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2016b). Verbruik hernieuwbare energie toegenomen naar 5,8%. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2016c). Hernieuwbare energie in Nederland 2015. CBS, Den Haag / Heerlen.
- EurObserv'ER (2016). The state of renewable energies in Europe 2015.
- Eurostat (2016a). Share of renewable energy in gross final energy consumption. Eurostat, Luxemburg.
- Eurostat (2016b). Renewable Energy Statistics. Eurostat, Statistics Explained. Eurostat, Luxemburg.
- RVO en CBS (2015). Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie; update 2015. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, Zwolle / Utrecht en CBS, Den Haag / Heerlen.
- SER (2013). Energieakkoord duurzame groei. Sociaal-Economische Raad, Den Haag.
- VVD en PVDA (2012). Bruggen slaan. Regeerakkoord VVD-PvdA.
Technische toelichting
Naam van het gegeven
Verbruik van hernieuwbare energie
Omschrijving
Ontwikkeling 1990 - 2015 van het verbruik van hernieuwbare energie naar energiebron (zoals wind en biomassa), techniek (zoals windmolens en houtkachels) en toepassing (productie elektriciteit, verwarming en vervoer).
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
De berekeningswijze verschilt per combinatie van bron en techniek. De basisinformatie is afkomstig uit enquêtes van het CBS, uit de registratie van hernieuwbare stroomcertificaten van CertiQ, registraties van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (voorheen Agentschap NL) , Rijkswaterstaat Leefomgeving en gegevensverzamelingen van brancheverenigingen.De berekeningswijze is per techniek vastgelegd in Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie; update 2015. (RVO en CBS, 2015). In dit Protocol staat een methodebeschrijving voor zowel de bruto eindverbruik methode (gebruikt voor de berekening van de gegevens in deze versie van de indicator) als de substitutiemethode (gebruikt voor de berekening van de gegevens in de vorige versies van deze indicator). Op StatLine zijn cijfers volgens beide methoden beschikbaar.
Basistabel
StatLine: Hernieuwbare energie: verbruik naar energiebron, techniek en toepassing (CBS, 2016a)
Geografisch verdeling
Nederland
Andere variabelen
Het verbruik van hernieuwbare energie uitgesplitst naar energiebron / techniek, uitgedrukt als vermeden hoeveelheid fossiele energiedragers en vermeden emissie van CO2.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Sterke groei aandeel hernieuwbare energie (CBS, 2015b)Hernieuwbare energie (CBS, 2013) (onderzoeksbeschrijving)Hernieuwbare energie in Nederland 2015 (CBS, 2016c).
Opmerking
In de verbruikscijfers is de import van groene stroom niet meegeteld.Het CBS heeft een revisie uitgevoerd. Deze revisie is het gevolg van het verwerken van resultaten uit nieuw onderzoek en methodologische verbeteringen. In het artikel Revisie Hernieuwbare Energie 2015 (CBS, 2015c) wordt deze revisie toegelicht.
Betrouwbaarheidscodering
A (integrale enquête) voor hernieuwbare energie uit waterkracht; windenergie;meestoken van biomassa in elektriciteitscentrales, en overige biomassaverbranding.B (schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is) voor biogasC (schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd) voor biomassa in afvalverbrandingsinstallaties.D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake) voor hernieuwbare energie uit zonne-energie en biobrandstoffen voor het wegverkeer en houtkachels voor warmte bij bedrijvenE (schatting gebaseerd op een enkele meting, expert judgement, relevante feiten of extrapolatie van andere metingen) voor hernieuwbare energie uit buitenluchtwarmte, warmte uit koeling van net gemolken melk en huishoudelijke houtkachels.Per onderdeel wordt in het rapport Hernieuwbare energie in Nederland 2015 (CBS, 2016c) ingegaan op de betrouwbaarheid.
Archief van deze indicator
- Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2021 (actuele versie , 22 feb 2023 )
- Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2020 (v37 , 21 okt 2021 )
- Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2019 (v36 , 08 sep 2020 )
- Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2018 (v35 , 20 aug 2019 )
- Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2017 (v34 , 19 jul 2018 )
- Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2016 (v33 , 11 jul 2017 )
- Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2015 (v32 , 19 jul 2016 )
- Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2014 (v31 , 01 okt 2015 )
- Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2013 (v30 , 17 jul 2014 )
- Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2012 (v29 , 20 jan 2014 )
- Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2012 (v28 , 17 jul 2013 )
- Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2012 (v27 , 14 mei 2013 )
- Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2011 (v26 , 16 jan 2013 )
- Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2011 (v25 , 27 jul 2012 )
- Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2011 (v24 , 29 mei 2012 )
- Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2010 (v23 , 20 dec 2011 )
- Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2010 (v22 , 19 aug 2011 )
- Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2010 (v21 , 25 mei 2011 )
- Verbruik van hernieuwbare energie, 1990-2009 (v20 , 20 dec 2010 )
- Verbruik van hernieuwbare energie, 1990-2009 (v19 , 02 sep 2010 )
- Verbruik van duurzame energie, 1990-2009 (v18 , 21 mei 2010 )
- Verbruik van duurzame energie, 1990-2008 (v17 , 15 dec 2009 )
- Verbruik van duurzame energie, 1990-2008 (v16 , 28 apr 2009 )
- Verbruik van duurzame energie, 1990-2007 (v15 , 02 dec 2008 )
- Verbruik van duurzame energie, 1990-2007 (v14 , 04 jul 2008 )
- Verbruik van duurzame energie, 1990-2007 (v13 , 29 apr 2008 )
- Verbruik van duurzame energie, 1990-2006 (v12 , 08 jan 2008 )
- Productie van duurzame energie, 1990-2006 (v11 , 06 mrt 2007 )
- Productie van duurzame energie, 1990-2005 (v10 , 28 jul 2006 )
- Productie van duurzame energie, 1990-2005 (v09 , 27 feb 2006 )
- Productie van duurzame energie, 1990-2004 (v08 , 20 dec 2005 )
- Productie van duurzame energie, 1990-2004 (v07 , 20 sep 2005 )
- Productie van duurzame energie, 1990-2003 (v06 , 13 jul 2004 )
- Productie van duurzame energie, 1990-2002 (v05 , 21 okt 2003 )
- Productie van duurzame energie, aandeel in totale energievoorziening, 1990-2001 (v04 , 23 mei 2003 )
- Productie van duurzame energie, aandeel in totale energievoorziening, 1990-2001* (v03 , 03 okt 2002 )
Referentie van deze webpagina
CBS, PBL, RIVM, WUR (2016). Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2015 (indicator 0385, versie 32 , 19 juli 2016 ). www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.