Verbruik van hernieuwbare energie, 1990-2024

Het aandeel hernieuwbare energie in het totale energieverbruik was 19,8 procent in 2024. Dit is hoger dan in 2023, toen het aandeel uitkwam op 17,4 procent. Het verbruik van hernieuwbare energie ging van 312 petajoule in 2023 naar 358 petajoule in 2024. Het totale finale energieverbruik was in 2024 met 1807 petajoule nagenoeg gelijk aan 2023. 

Sterke toename hernieuwbare elektriciteitsproductie uit wind en zon

Het verbruik van hernieuwbare elektriciteit steeg in 2024 met 12 procent en was goed voor 50 procent van het totale elektriciteitsverbruik (CBS, 2025b). Deze stijging wordt grotendeels veroorzaakt door een toename in capaciteit voor de productie van zonnestroom en windenergie. Met 54 procent levert wind de grootste bijdrage aan de hernieuwbare elektriciteitsproductie, gevolgd door zonnestroom (36%) en biomassa (11%). Voor meer informatie zie Hernieuwbare Energie in Nederland (CBS, 2025c).

De genormaliseerde elektriciteitsproductie uit wind toonde in 2024 een toename van 20 procent. De belangrijkste reden voor deze stijging is de toename van de opgestelde capaciteit van windmolens, voornamelijk op zee. De totale capaciteit van windmolens ging van 10 734 megawatt eind 2023 naar 11 712 megawatt eind 2024. Voor meer informatie zie CLO-indicator Windvermogen in Nederland
Het vermogen van het totaal aan zonnepanelen nam toe met 19 procent naar 25 383 megawatt. Hiermee is 21,3 miljard kWh aan zonnestroom geproduceerd in 2024. De elektriciteitsproductie uit biomassa is in 2024 met 10 procent afgenomen, met name door een daling in het meestoken van biomassa in kolencentrales.

Stijging van hernieuwbare warmte en koude

Het verbruik van hernieuwbare warmte en koude nam in 2024 toe met 9 procent naar 100 petajoule. De belangrijkste reden hiervoor is de groei van biodiesel verbruikt door mobiele werktuigen, wat onder hernieuwbare warmteverbruik valt; dit is meer dan verdubbeld in 2024. Ook de bijdrage van warmtepompen (zowel voor benutting van buitenluchtwarmte als bodemwarmte) en aardwarmte zijn gestegen in 2024. Bij- en meestoken van biomassa in elektriciteitscentrales liet daarentegen een daling zien van 28 procent.

Verbruik biobrandstoffen gestegen

Het verbruik van biobrandstoffen voor vervoer steeg van 27 petajoule in 2023 naar 42 petajoule in 2024 (CBS, 2025a). Het aandeel hernieuwbare energie voor vervoer is gestegen naar ruim 20 procent. Een belangrijke reden voor de stijging van het aandeel hernieuwbare energie voor vervoer in 2024 is een grote toename van de geleverde hoeveelheid biodiesel. Ook is er een grote toename van het aandeel geavanceerde biobrandstoffen en is het verbruik van hernieuwbare elektriciteit voor vervoer gestegen.

Beleidsdoelstelling

De volgende doelstelling voor Nederland in EU-verband staat op 39 procent hernieuwbare energie in 2030 (Europese Commissie, 2023) als Nederlandse bijdrage aan het bindende EU-brede doel van 42,5 procent hernieuwbare energie in 2030 (EU, 2023). Naast een doelstelling voor het totaal aan hernieuwbare energie zijn er ook bindende afspraken gemaakt over de stijging van het aandeel hernieuwbare warmte voor alle EU-lidstaten. In de periode 2021-2025 moet een jaarlijkse groei van 0,8 procentpunt plaatsvinden. Voor de periode 2025-2030 is dit 1,1 procentpunt groei per jaar. 

Vermeden fossiel energieverbruik en CO2-emissies

Een belangrijke motivatie voor de toepassing van hernieuwbare energiebronnen is het verminderen van fossiel energieverbruik en de bijbehorende CO2-emissies. Op StatLine is een tijdreeks beschikbaar van de vermeden hoeveelheden fossiele energie en CO2-emissies als gevolg van het gebruik van hernieuwbare energie met een uitsplitsing naar energiedrager en/of techniek (CBS, 2025d). 

Europese cijfers

Cijfers over het aandeel hernieuwbare energie in andere Europese landen zijn te vinden bij Eurostat (2025a,b) en EurObserv’ER (2025). 

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Verbruik van hernieuwbare energie

Omschrijving

Ontwikkeling van het verbruik van hernieuwbare energie naar energiebron (zoals wind en biomassa), techniek (zoals windmolens en houtkachels) en toepassing (productie elektriciteit, verwarming en vervoer). 

Verantwoordelijk instituut

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)

Berekeningswijze

De berekeningswijze verschilt per combinatie van bron en techniek. De basisinformatie is afkomstig uit enquêtes van het CBS, uit de registratie van hernieuwbare stroomcertificaten van VertiCer, registraties van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, Rijkswaterstaat Leefomgeving en gegevensverzamelingen van brancheverenigingen.
De berekeningswijze is per techniek vastgelegd in Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie RVO CBS (RVO en CBS, 2022). In dit Protocol staat een methodebeschrijving voor zowel de bruto eindverbruik methode (gebruikt voor de berekening van de gegevens in deze versie van de indicator) als de substitutiemethode (gebruikt voor de berekening van de gegevens in de vorige versies van deze indicator). Op StatLine zijn cijfers volgens beide methoden beschikbaar.

Geografische verdeling

Nederland

Andere variabelen

Het verbruik van hernieuwbare energie uitgesplitst naar energiebron / techniek, uitgedrukt als vermeden hoeveelheid fossiele energiedragers en vermeden emissie van CO2

Verschijningsfrequentie

Jaarlijks

Opmerking

In de verbruikscijfers is de import van groene stroom niet meegeteld.


Statistische overdracht
Met een statistische overdracht wordt door de ene Europese lidstaat een hoeveelheid hernieuwbare energie administratief ingekocht van een andere lidstaat die zijn doelstelling heeft behaald en over een overschot beschikt. Bij een dergelijke overdracht is geen sprake van fysieke stroom van hernieuwbare energie. Het principe van statistische overdrachten is reeds in 2009 afgesproken in de eerste versie van de EU Richtlijn Hernieuwbare Energie vanwege de flexibiliteit en de mogelijkheden tot kosten-efficiency.

Betrouwbaarheidscodering

A (integrale enquête) voor hernieuwbare energie uit waterkracht, aardwarmte, windenergie, meestoken van biomassa in elektriciteitscentrales, en overige biomassaverbranding.
B (schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is) voor biogas en zonne-energie voor elektriciteitsproductie
C (schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd) voor biomassa in afvalverbrandingsinstallaties.
D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake) voor warmte uit zonne-energie en biobrandstoffen voor het wegverkeer en houtkachels voor warmte bij bedrijven
E (schatting gebaseerd op een enkele meting, expert judgement, relevante feiten of extrapolatie van andere metingen) voor hernieuwbare energie uit buitenluchtwarmte, bodemenergie en huishoudelijke houtkachels.
Per onderdeel wordt in het rapport Hernieuwbare energie in Nederland (CBS, 2025c) ingegaan op de betrouwbaarheid. 

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
41
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
40
versie‎
38
versie‎
37
versie‎
36
versie‎
35
versie‎
31
versie‎
29
versie‎
26
versie‎
23
versie‎
22
versie‎
20
versie‎
19
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
05

Referentie van deze webpagina

CLO (2025). Verbruik van hernieuwbare energie, 1990-2024 (indicator 0385, versie 41, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.