Windvermogen in Nederland, 1990-2007

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

In 2007 is het windvermogen toegenomen met 190 MegaWatt tot 1 748 MegaWatt. Dit is een toename van 12 procent ten opzichte van 2006. In Flevoland staat al jaren het meeste windvermogen opgesteld.

De grafiek geeft het windvermogen en de doelstellingen 2010 voor Nederland (op land, op zee) en per provincie (op land) voor het jaar 2007 (voorlopige cijfers). Door op "Download figuurdata" (onderaan de grafiek) te klikken komt een tabel beschikbaar met vergelijkbare landelijke en provinciale gegevens over de periode 1990-2007*.

Opgesteld windvermogen toegenomen

Het totale windvermogen op land en zee in Nederland komt per 31 december 2007 uit op 1 748 MegaWatt, verdeeld over 1 887 windturbines.
De doelstelling voor Nederland is 1 500 MegaWatt windvermogen op het land in 2010 (EZ, 2001). In mei 2007 is de 1 500 MegaWatt al bereikt (WSH, 2007).

40 procent van Nederlands windvermogen in Flevoland

In de provincie Flevoland staat het meeste windvermogen opgesteld: 40 procent van het totale Nederlandse vermogen op land. Flevoland heeft al in 2002 als eerste provincie de provinciale doelstelling gerealiseerd. Naast Flevoland hebben ook Noord- en Zuid-Holland de doelstelling uit het BLOW-convenant reeds gehaald.

Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW)

Om de Nederlandse doelstelling (1 500 MegaWatt windvermogen op land in 2010) te realiseren is op 10 juli 2001 door alle provincies de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW) ondertekend. BLOW heeft als doelstelling de inzet van windenergie op land te vergroten. Van de provincies wordt na de ondertekening verwacht dat zij borg staan voor de noodzakelijke planologische regelingen en zich actief zullen inzetten voor de realisatie van het gewenste windvermogen. In de BLOW zijn een aantal doelstellingen vastgelegd ten aanzien van het te realiseren windvermogen op land in 2010. Per provincie is in de bestuursovereenkomst een minimum taakstelling vastgesteld.

Nieuwe doelstellingen

Inmiddels zijn nieuwe doelstellingen geformuleerd. In het Nationaal Plan van Aanpak Windenergie staat dat er eind 2007 2 000 MegaWatt op land is gecommitteerd in 2011 (VROM et al., 2008). Het doel is om dit vermogen te laten stijgen naar 4 000 MegaWatt. De doelstelling wordt nu dus niet meer geformuleerd in termen van gerealiseerd vermogen, maar in termen van gecommitteerd vermogen. De reden daarvoor is vermoedelijk dat er een forse termijn kan zitten tussen committering en daadwerkelijke realisatie. Dit heeft te maken met de oplopende levertijden voor windmolens vanwege de groeiende belangstelling wereldwijd.
Op zee was eind 2007 één windpark in gebruik en één in aanbouw. De doelstelling van de overheid is een extra committering van 450 MegaWatt in de periode tot en met 2011 (VROM, 2007).

Subsidies

De belangrijkste subsidieregeling voor windenergie is de MEP (Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie). Via de MEP krijgen producenten van windenergie een toeslag op de geleverde stroom. Deze subsidie is gebaseerd op het verschil in de kostprijs tussen gewone elektriciteit en elektriciteit uit windenergie. Na vaststelling van de subsidietarieven voor windenergie zijn de prijzen voor gewone stroom sterk gestegen als gevolg van de gestegen kosten voor aardgas. Daardoor pakte de subsidie de laatste jaren gunstig uit voor de producenten van windenergie (Algemene Rekenkamer, 2007).
Op 18 augustus 2006 heeft de toenmalige minister van Economische Zaken de MEP gesloten voor nieuwe aanvragen voor alle vormen van duurzame elektriciteit, vanwege het grote aantal aanvragen. De MEP dreigde budgettair onbeheersbaar te worden. Voor bestaande projecten loopt de MEP gewoon door. Voor nieuwe windmolenprojecten is in april 2008 een nieuwe subsidieregeling geopend: de Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE). De opzet van de SDE is vergelijkbaar met de MEP, met twee belangrijke verschillen. Ten eerste is er een jaarlijks plafond aan de toe te kennen subsidies en ten tweede hangt de toegekende subsidie af van de elektriciteitsprijs. Voor 2008 is er subsidie beschikbaar voor ongeveer 500 MegaWatt aan nieuwe windmolens. Voor de komende jaren is een vergelijkbaar bedrag voorzien (EZ et al., 2008).

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer informatie over duurzame energie is te vinden in de databank StatLine van het CBS.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Windvermogen in Nederland
Omschrijving
Het windvermogen in Nederland (totaal op land), per provincie en op zee. Doelstellingen 2010 voor Nederland (totaal op land) en per provincie.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
De berekeningswijze is vastgelegd in het Protocol Monitoring Duurzame Energie (SenterNovem, 2006). Tevens is een kortere methodologische verantwoording te vinden in het rapport Duurzame energie in Nederland 2006 (CBS, 2007b).
Geografische verdeling
Totaal Nederland en provincies (op land); totaal op zee.
Andere variabelen
Aantal windmolens, rotoroppervlak, elektrisch vermogen, aandeel in het totale elektriciteitsverbruik.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks.
Achtergrondliteratuur
Meer windenergie door nieuwe grote molens. CBS (2007a). Duurzame energie in Nederland 2006 (CBS, 2007b)
Betrouwbaarheidscodering
A (integrale enquête)

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
30
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
29
versie‎
28
versie‎
27
versie‎
26
versie‎
25
versie‎
24
versie‎
23
versie‎
22
versie‎
21
versie‎
20
versie‎
19
versie‎
18
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Windvermogen in Nederland, 1990-2007 (indicator 0386, versie 10,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.