Inzet visserijtechnieken Nederlandse kottersector, 2016

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Sinds 2000 wordt er binnen de kottervisserij substantieel minder gevist, met minder motorvermogen en met minder impact op het bodemleven. Dit komt door een afname van de vloot, minder motorenvermogen en andere visserijtechnieken. In 2016 zijn 280 kotters in de sector actief met een totaal nettoresultaat van 81 miljoen euro.

Nederlandse kottervloot breidt zich voorzichtig uit

Na jaren van afname in de Nederlandse actieve kottervloot, breidt deze zich sinds de laatste paar jaar weer voorzichtig uit. Toch blijft de omvang in 2016 van 280 actieve kotters aanzienlijk kleiner dan de 393 kotters in 2002. Voor komende jaren wordt een voorzichtige uitbreiding van de vloot verwacht door jaren van historische hoge rendementen vanaf 2014. Waar in eerdere jaren het nettoresultaat van de actieve kottervloot marginaal tot negatief was, steeg deze in 2014 tot en met 2016 naar respectievelijk 28 miljoen, 41 miljoen en 81 miljoen euro. Naast de uitbreiding van de kottervloot, worden nieuwe schepen gebouwd om schepen met een hoge leeftijd te vervangen. De kottervloot kent relatief veel schepen met een hoge leeftijd; ongeveer 75% van de actieve kottervloot is ouder dan 20 jaar (Bedrijveninformatienet, 2018).

Boomkorvisserij geminimaliseerd

Tot enkele jaren terug visten grote kotters (2.000 pk) vooral met boomkortuigen op platvis. In de boomkorvisserij worden wekkerkettingen gebruikt die, doordat ze in contact staan met de zeebodem, de vissen die daar leven doen opschrikken en in het net belanden. Met deze visserijmethode wordt relatief veel brandstof verbruikt met daarmee gepaard gaande hoge kosten. Daarnaast is de impact van de boomkorvisserij op de biodiversiteit groot omdat de bodem wordt omgewoeld en de bijvangst groot is. Zo zijn de meeste roggen van het Nederlands Continentaal Plat in de tweede helft van de 20e eeuw sterk achteruitgegaan, doordat ze gevangen werden als bijvangst van de toegenomen bodem beroerende visserij.

Pulsvisserij momenteel meest gebruikte techniek

Sinds 2009 is binnen de boomkorvisserij een transitie gaande naar mogelijk duurzamere en, op termijn, goedkopere visserijmethoden waarvan de pulstechniek een belangrijke is. Met deze techniek wordt gebruik gemaakt van elektrische prikkelingen om vis van de zeebodem op te laten springen. Deze manier van vissen vraagt minder energie omdat het tuig lichter is, een lagere vissnelheid vereist en minder in contact staat met de zeebodem en dus minder weerstand oplevert. Daardoor is minder brandstof nodig om het tuig te gebruiken, en is het goedkoper in gebruik. De negatieve invloed van de pulskor op de biodiversiteit is waarschijnlijk minder groot dan van de boomkor. Met name ecologische effecten (bijv. overlevingskans van bepaalde gevangen vissoorten) zijn nog slechts deels of geheel (on)bekend (Teal et al., 2014). Wat betreft de pulsvisserij heeft Nederland 84 ontheffingen gekregen waardoor op experimentele basis met de puls gevist mag worden om de (ecologische) effecten wetenschappelijk te kunnen onderzoeken.

Pulslicenties

In de Europese Unie is vissen met pulstechniek tot nu toe (april 2018) verboden (EU Verordening 850/98). In de zuidelijke Noordzee is sinds 2007 een beperkte ontheffing voor puls verleend omdat bleek dat met deze methode selectiever gevist kon worden en de bodem aanmerkelijk minder beroerd werd. Op basis van deze ontheffing is Nederland als eerste land toestemmingen gaan uitgeven om met puls te vissen. Het totaal aantal vaartuigen dat momenteel gebruik van puls kan maken komt hiermee op 84. Ongeveer 80 kotters hebben hun pulsontheffing actief gebruikt per 31-12-2016 (Van Oostenbrugge et al., 2018). Na enkele afwachtende jaren is de techniek in Nederland nu geaccepteerd en zoekt Nederland mogelijkheden om deze techniek verder te onderzoeken, ontwikkelen en breder toe te passen. Echter, in veel andere Europese landen heerst nog weerstand of terughoudendheid over de pulsvisserij (Haasnoot et al., 2016). In januari 2018 is in het Europees parlement een stemming geweest over de pulsvisserij waarbij de meerderheid van de lidstaten voor een totaalverbod heeft gestemd. In het laatste kwartaal 2018 vindt vermoedelijk de triloog plaats waarbij de Europese commissie, -parlement en -raad een definitief besluit zullen nemen over de pulsvisserij voor de Europese lidstaten.

Door de onzekerheid rondom de Europese besluitvorming over de pulsvisserij en de relatief lage gemiddelde brandstofprijs was er een lichte toename van boomkorvisserij waar te nemen in 2016 vergeleken met eerdere jaren. In 2016 lag de gemiddelde gasolieprijs op 0,34 euro per liter terwijl in 2012 nog 0,66 euro per liter moest worden betaald (Bedrijveninformatienet, 2018).

Overstap visserijsector op alternatieve tuigen

De figuur laat zien dat de boomkortechniek voor platvis is vervangen door in eerste instantie SumWing (een boomkortuig waarbij de 'boom' is vervangen door een hydrodynamische vleugel, oftewel 'Wing') en vervolgens door de pulstechniek (vooral gericht op tong). Daarnaast heeft overschakeling naar twinrigvisserij (bordenvisserij gericht op schol) plaatsgevonden (vistak Diversen). Door middel van twee (scheer)borden in het water achter het schip worden twee netten ('twin rig'), die in het midden gekoppeld zijn door één centrumgewicht, opengehouden. De traditionele boomkor vist vaak met een enkel net per tuig. Ook wordt er met de twinrig veel lichter gevist doordat er meestal geen wekkerkettingen op de bodem worden gebruikt. Dit resulteert in relatief minder bodemberoering. Daarnaast zijn de netten lichter ondanks dat deze groter zijn dan bij de traditionele boomkorvisserij en kan er met lagere snelheid worden gevist. Dit alles resultaat in een lager brandstofverbruik.

In 2008 werd nog 77% van de totale inzet van de kottervloot bepaald door boomkorvisserij op platvis, in 2016 was dit nog 3%. Puls en sumwing waren in 2016 goed voor 66% van de inzet. Sinds 2014 is pulstechniek in de platvisvisserij, onder de schepen die zich vooral richten op de vissoort tong, toegepast onder begeleiding van wetenschappelijk onderzoek in de Nederlandse kottervloot. In 2016 en 2017 heeft echter een aantal kotters weer tijdelijk met de boomkor gevist.

Naast de toegenomen inzet van de pulstechniek, is de inzet van de flyshoottechniek ook verder toegenomen. Met deze methode wordt het net met kabels op een dusdanige wijze voortgetrokken dat naast bodemvis zoals schol, rode poon en mul, ook inktvis en makreel gevangen kan worden. Tussen 2008 en 2016 is de inzet binnen de flyshootvisserij meer dan verdubbeld van 2,1 mln. naar 4,3 mln. pk-dagen. In 2016 bedroeg de flyshootvisserij 12% van de totale inzet (in pk-dagen) voor de kottervloot.

De inzet in de garnalenvisserij was 5,2 miljoen pk-dagen in 2016. Deze methode wordt vooral in de kustwateren toegepast, waarbij met lichte, fijnmazige boomkornetten over de bodem wordt gesleept. Deze inzet is relatief laag, omdat in deze visserij van kleine kotters (<=300 pk) gebruik wordt gemaakt.

De totale inzet van de kottervloot nam tot 2015 al jaren af tot ruim 33 mln. pk-dagen, maar is in 2016 weer toegenomen tot ruim 35 mln. pk-dagen. De inzet is onder andere toegenomen door een groeiende vloot (waarbij met name het aantal >300 pk-kotters weer stijgt).

Sociaaleconomische factoren sturen verduurzaming visserij

Een door het ministerie van LNV ingestelde Taskforce Duurzame Noordzeevisserij kwam in 2006 tot de conclusie dat er voor de boomkorvisserij geen toekomstperspectief meer bestond. Door de teruglopende vangsten en gedaalde vangstquota maar ook door de gestegen brandstofprijzen was deze vorm van visserij op de Noordzee nauwelijks winstgevend. De visserijintensiteit op schol en tong nam af, mede als gevolg van het verkleinen van de vloot door opeenvolgende saneringen. Hierdoor zitten de bestanden van schol en tong nu inmiddels boven het voorzorgniveau.

Gemeenschappelijk visserijbeleid van kracht

Sinds 1 januari 2014 is er in de Europese Unie (EU) een nieuw gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) van kracht (Europese Commissie, 2014). Met het nieuwe GVB moeten de visbestanden weer op een duurzaam niveau komen, moet een einde worden gemaakt aan verspillende visserijpraktijken, en worden nieuwe mogelijkheden gecreëerd voor werkgelegenheid. Om deze doelen te bereiken wordt teruggooi verboden (tot 2019 stapsgewijze invoering aanlandplicht voor gequoteerde vissoorten), krijgt de sector meer bevoegdheden, wordt de besluitvorming gedecentraliseerd, krijgt aquacultuur voorrang, wordt kleinschalige visserij ondersteund, wordt de wetenschappelijke kennis over de visstand verbeterd en neemt de EU, in het licht van de internationale overeenkomsten, ook in buitenlandse wateren haar verantwoordelijkheid. Het huidige beleid bepaalt dat tussen 2015 en 2020 vangstbeperkingen moeten worden ingesteld die duurzaam zijn en zorgen voor het behoud van de bestanden op de lange termijn.

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Inzet visserijtechnieken Nederlandse kottersector
Omschrijving
Inzet van de visserij onder Nederlandse vlag in de Europese zeeën.
Verantwoordelijk instituut
Wageningen Research
Auteur: Geert Hoekstra (Wageningen Economic Research)
Berekeningswijze
Om de omvang van de inzet in de kottervisserij te bepalen, is uitgegaan van het motorvermogen van de kotters zoals geregistreerd in het Nationaal Visserij Register (NVR). De motorvermogens zijn vermenigvuldigd met het aantal zeedagen van de kotters (=pk-dagen).
Basistabel
Wageningen Economic Research, Bedrijveninformatienet
Geografische verdeling
Inzet Nederlandse kottervisserij in Europese zeeën.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Visserij in cijfers, www.agrimatie.nl/visserij
Betrouwbaarheidscodering
C. Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Inzet visserijtechnieken Nederlandse kottersector, 2016 (indicator 0587, versie 02,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.