Fauna van de duinen, 1990-2015

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Veel kenmerkende diersoorten van de duinen zijn achteruitgegaan sinds 1990. Dit hangt samen met de toegenomen vergrassing en verstruiking van de duinen, wat mede veroorzaakt is door de sterke achteruitgang van de konijnenpopulatie vanaf de tweede helft van de 20e eeuw.

Trend natuurgebieden duinen

Veel kenmerkende broedvogels en dagvlinders van de duinen gaan achteruit; De zandhagedis, een reptiel, doet het beter. Van de soorten die opgenomen zijn in deze indicator (eerste tabblad) zijn er 8 vooruitgaan en 16 achteruit. Voor de cijfers per soort zie de tabel met indexcijfers onder download data.
De achteruitgang van veel soorten hangt samen met de vergrassing, verstruiking en verbossing van de duinen. Eén van de hoofdoorzaken hiervan is de achteruitgang van de konijnenpopulatie in de duinen (zie tweede tabblad).

Ontwikkelingen duinen

Voorheen hielden konijnen de begroeiing in de duinen kort, maar door de lage aantallen zijn op veel plaatsen vegetaties van grassen en kruiden vervangen door opgaande begroeiingen van bomen en struiken. Doordat bos- en struikvegetaties minder geschikt leefgebied zijn voor konijnen, herstelt de populatie daarin ook niet goed meer en is de verbossing en verstruiking nauwelijks meer terug te dringen.
Het dichtgroeien van de duinen wordt versneld door een te hoge stikstofdepositie; zie daarvoor ook de indicator 'Overschrijding kritische stikstofdepositie op natuur'.
Door verdroging is het oppervlakte vochtige duinvallei afgenomen en daarmee ook kenmerkende soorten van dit habitat. Genoemde processen hebben invloed op de ecosysteemkwaliteit. Karakteristieke duinsoorten verliezen geschikt leefgebied, en omgekeerd: potentieel leefgebied verliest karakteristieke soorten (zie de indicator 'Areaal ecosysteemkwaliteit').
Met herstelmaatregelen zoals het weer laten stuiven van de zeereep en het inzetten van grote grazers proberen beheerders de dynamiek weer enigszins te herstellen en het dichtgroeien van de duinen tegen te gaan. Ook worden vernattingsmaatregelen getroffen en is de werkwijze van drinkwaterwinning in de duinen veranderd.

Broedvogels

Een aantal broedvogels, waaronder vooral soorten van open duinen zoals tapuit, wulp, veldleeuwerik en tureluur, is sinds 1990 achteruitgegaan. De vogelstand in de duinen verandert onder meer door de toenemende vergrassing en verstruiking van de duinen. Lokaal speelt ook een verhoogde predatiedruk een rol door het verschijnen van havik en vos. Bij de achteruitgang van de tapuit speelt nog mee dat konijnen in de heide sterk achteruit zijn gegaan. Tapuiten broeden namelijk als regel in konijnenholen. De vergrassing en verstruiking van de duinen is juist gunstig voor vogels van struikgewas, zoals nachtegaal en grasmus.

Dagvlinders

Veel dagvlinders komen minder voor dan halverwege de vorige eeuw en een aantal soorten neemt nog steeds in populatieomvang af. De meeste dagvlinders komen vooral in de droge duinen voor; vlinders van vochtige duinvalleien, zoals moerasparelmoervlinder en zilveren maan, zijn als gevolg van verdroging door grondwaterwinning vrijwel verdwenen (Van Swaay et al., 2015). Maatregelen om verdroging tegen te gaan hebben nog niet geleid tot herstel van populaties. In de droge duinen verdwijnen de voor vlinders belangrijke duingraslanden door de toename van hoge grassen en struiken.

Reptielen

De zandhagedis komt in grote delen van de duinen voor en neemt sinds 1994 in aantal toe. De zandhagedis tolereert enige mate van verstruiking en verdwijnt pas bij verdergaande vergrassing en verstruiking. Een verklaring voor de toename kan zijn dat de zomers de laatste jaren warm zijn geweest. Dit is gunstig voor deze soort.
Konijnen
In de tweede helft van de 20e eeuw hebben twee verschillende ernstige virusziektes, myxomatose en RHD, de konijnenstand gedecimeerd. Vanaf 2003 treedt er in de duinen (beperkt) herstel van de populatie op, en dan met name in lage gras- en kruidenvegetaties. Ook landelijk zien we vanaf 2002 jaren met hogere aantallen, maar de verschillen van jaar op jaar zijn groot.

Bronnen

  • Boele A., J. van Bruggen, F. Hustings , K. Koffijberg , J.W. Vergeer . en T. van der Meij. (2016). Broedvogels in Nederland in 2014. Sovon-rapport 2016/04. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.
  • Olff, H. en S.F. Boersma (1998). Lange termijn veranderingen in de konijnenstand van Nederlandse duingebieden. Oorzaken en gevolgen voor de vegetatie. Rapport Landbouwuniversiteit Wageningen.
  • Strien, A.J. van, J.J.A. Dekker, M. Straver, T. van der Meij, L.L. Soldaat, A. Ehrenburg en E. van Loon (2012). Occupancy dynamics of wild rabbits (Oryctolagus cuniculus) in the coastal dunes of the Netherlands with imperfect detection. Wildlife Research, 38(8), 717-725.
  • Swaay, C.A.M. van, K. Veling, J. Kok en A.J. van Strien (2015). 25 Jaar vlinders tellen. Rapport VS2015.002, De Vlinderstichting, Wageningen.

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Fauna van de duinen
Omschrijving
Ontwikkeling populaties van broedvogels, dagvlinders, reptielen en konijnen in de duinen.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
De in de indicator op het eerste tabblad opgenomen soorten broedvogels (20 soorten), dagvlinders (6 soorten) en reptielen (2 soorten), komen vooral voor in de duinen. De selectie van karakteristieke soorten per biotoop is gedaan door de mate van voorkomen in verschillende biotopen te berekenen (Van Strien et al. 2016).In de indicator op het tweede tabblad staan de geïndexeerde aantallen konijnen in het voorjaar weergegeven. Door de natuurlijke aanwas met jonge konijnen liggen de najaarstellingen hoger dan de voorjaarstellingen.Aantalsgegevens zijn ontleend aan de landelijke meetnetten broedvogels, dagvlinders, reptielen, en dagactieve zoogdieren van het Netwerk Ecologische Monitoring. Daarmee zijn per soort jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen bepaald met Poisson regressie; software TRIM; Methode indexcijfers (TRIM). Om de indicator te berekenen zijn de jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen meetkundig gemiddeld over alle soorten (met indexwaarde 100 voor het beginjaar van elke soort). Over de jaren heen is een smoothing algoritme toegepast om flexibele trends te bepalen en daaruit zijn trendklassen afgeleid. Deze methode komt sterk overeen met die van de Living Planet Index. De betrouwbaarheidsintervallen van de indicator zijn gebaseerd op de betrouwbaarheidsintervallen van de indexcijfers van de afzonderlijke soorten (Soldaat et al., subm.).
Basistabel
De basistabel met indexen van de afzonderlijke soorten met hun trendklasse is via een link te vinden in de hoofdtekst.
Geografische verdeling
Duinen
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
CBS (2016). Meetprogramma's voor flora en fauna. Kwaliteitsrapportage NEM over 2015. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag.Strien, A.J. van, et al. (2016). Modest recovery of biodiversity in a western European country: The Living Planet Index for the Netherlands. Biological Conservation 200: 44-50.
Betrouwbaarheidscodering
B. Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Fauna van de duinen, 1990-2015 (indicator 1123, versie 15,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.