Dagvlinders van graslanden

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Dagvlinders van graslanden gaan sterk achteruit. Dat geldt zowel voor het agrarisch gebied als voor natuurgebieden.

Ontwikkeling in half-natuurlijke graslanden

Graslanden zijn het leefgebied van een aantal soorten dagvlinders. Deze vlinders komen vooral voor in niet of weinig bemeste graslanden (zogenaamde half-natuurlijke graslanden). Tegenwoordig komen dergelijke graslanden bijna uitsluitend in natuurgebieden voor. Gemiddeld genomen gaan dagvlinders sinds 1992 in half-natuurlijke graslanden sterk achteruit.

Ontwikkeling in overig agrarisch gebied

Ook in het agrarisch gebied gaan de dagvlinders achteruit. De soorten leven hier in grazige vegetaties op dijken, perceelsranden en wegbermen; op de agrarische graslanden zelf komen dagvlinders nog maar weinig voor.

Oorzaken

De oorzaken van de achteruitgang in het overig grasland zijn vermesting, verdroging, het intensievere gebruik van dijken en wellicht de versnippering. Daarnaast blijken dagvlinders erg gevoelig voor het gebruik van insecticiden op nabij gelegen percelen. Deze factoren spelen deels ook in de half-natuurlijke graslanden. Enkele dagvlinders van graslanden staan op de Rode Lijst van dagvlinders.

Bronnen

  • Groenendijk, D., M. van Mannekers, M. Vaal en M. van den Berg (2002). Butterflies and insecticides: a review and risk analysis of modern Dutch practice. Proc. Section Exper. Appl. Entomol. of the Netherlands Entomological Society (13): 29-34.
  • Swaay, C. van, R. Ketelaar en D. Groenendijk (2002). Dagvlinders en libellen onder de meetlat: jaarverslag 2001. Rapport VS2002.010, De Vlinderstichting. Wageningen.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Opmerking
De Soortgroep Trend Index (STI) betreft de gemiddelde index van de volgende dagvlinders (1992 = 100 voor elke soort en tussen haakjes de trend sinds 1992):Halfnatuurlijke graslanden: argusvlinder (min of meer stabiel), bruin blauwtje (onduidelijk), bruin zandoogje (stabiel), geelsprietdikkopje (afname), groot dikkopje (afname), hooibeestje (min of meer stabiel), icarusblauwtje (min of meer stabiel), kleine vuurvlinder (stabiel), kleine parelmoervlinder (afname), klein geaderd witje (toename), koevinkje (stabiel), oranjetipje (stabiel), oranje zandoogje (afname), spiegeldikkopje (afname) en zwartsprietdikkopje (afname). Overig grasland: argusvlinder (afname), bruin blauwtje (onduidelijk), bruin zandoogje (toename), geelsprietdikkopje (afname), groot dikkopje (afname), hooibeestje (onduidelijk), icarusblauwtje (afname), kleine vuurvlinder (toename), kleine parelmoervlinder (onduidelijk), klein geaderd witje (toename), koevinkje (afname), oranjetipje (min of meer stabiel), oranje zandoogje (afname), spiegeldikkopje (afname) en zwartsprietdikkopje (afname). De cijfers zijn afkomstig uit het landelijk meetnet dagvlinders van het Netwerk Ecologische Monitoring. Als half-natuurlijke graslanden zijn hier de meetpunten genomen die in natuurgebieden liggen en graslanden betreffen.
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
17
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Dagvlinders van graslanden (indicator 1181, versie 02,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.