Roggen en omvang vissersvloot, 1945-2008

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De meeste roggen van het Nederlands Continentaal Plat zijn in de tweede helft van de 20e eeuw sterk achteruitgegaan, doordat ze gevangen worden als bijvangst van de toegenomen visserij op bodemvissen. De daling van de omvang van de vissersvloot vanaf 1990 heeft nog niet geleid tot herstel van de roggen.

Roggen bedreigd

De roggen van het Nederlands Continentaal Plat (vleet, blonde rog, stekelrog, kleinoogrog, gevlekte rog, grootoogrog en sterrog) zijn in de periode 1945-2005 gemiddeld zeer sterk achteruitgegaan (linkergrafiek). Alle afzonderlijke soorten vertonen een geleidelijke achteruitgang met uitzondering van de sterrog (rechtergrafiek).
Roggen vormen een bijvangst van de visserij op bodemvissoorten. Er wordt door de Nederlandse vissersvloot niet gericht op gevist.

Sterrog

De sterrog vertoont een fluctuerend patroon. Dat is een kleine soort rog, die reeds op 4-6 jarige leeftijd geslachtsrijp is; bij de andere soorten is dat pas na 8-11 jaar.
Doordat roggen pas op hoge leeftijd geslachtsrijp zijn, worden veel dieren al gevangen voordat ze zich hebben voortgeplant. Daarnaast legt een wijfje per jaar maar weinig eieren, per soort variërend van maximaal 20 tot 170 stuks.

Omvang visserijvloot

Van 1950 tot circa 1990 is het totale motorvermogen van de Nederlandse visserijvloot sterk gestegen waarna een daling is ingezet. Deze daling heeft niet geleid tot een toename van de populaties van roggen in de Noordzee.

Rode lijsten

De pijlstaartrog (ernstig bedreigd) en de stekelrog (kwetsbaar) staan op de nationale Rode Lijst van vissen. De vleet (critcally endangered), de stekelrog (near threatened), de grootoogrog (near threatened) en de kleinoogroog (near threatened) staan op de rode lijst van de IUCN.

Bronnen

  • Anoniem (2009) De EU-visserijvloot gevat in cijfers. http://ec.europa.eu
  • Bisseling, C.M. (red.) (2001). Met de natuur in zee; Rapportage project "Ecosysteemdoelen Noordzee", Kennisfase. Expertisecentrum LNV. Wageningen.
  • Gmelig Meyling, A.W. en R.H. Bruyne (2001). Een duik in mariene gegevens. Lange termijnveranderingen van populaties van enkele mariene organismen (roggen, weekdieren kreeftachtigen en andere) als gevolg van menselijk handelen. Stichting Anemoon. Heemstede.
  • Gmelig Meyling, A.W. (2009) Eikapsels van roggen zeldzamer dan ooit. De Levende Natuur 110 (6).
  • Lengkeek, W. & S. Bouma (2010). Impacts of beam trawl fisheries in the North Sea. A summary of fifty-five scientific publications. Bureau Waardenburg. Culemborg.
  • Heessen, H. (2003). Roggen in de zuidelijke Noordzee. Visserijnieuws 19:6.
  • Heessen, H. en J. Ellis (2009). Haaien en roggen in de Noordzee. De Levende Natuur 110 (6): 257-260.
  • Knijn, R.J., T.W.Boon, H.J.L. Heessen en J.R.G. Hislop (1993). Atlas of North Sea fishes. ICES Cooperative Research Report No. 194.
  • Taal C., H. Bartelings, R. Beukers, A. van Duijn, A. J. Klok , J.A.E. van Oostenbrugge, J.P.G. Smit (2008). Visserij in Cijfers 2008. Rapport 2008-091. Den Haag, LEI.

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Roggen en visserij
Omschrijving
Populatieontwikkeling van eileggende roggen van het Nederland Continentaal Plat
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
De linker grafiek geeft de Soortgroep Trend Index (STI) weer van alle genoemde roggensoorten samen per periode van vijf jaar (2000 = 2000 t/m 2004). Exclusief de pijlstaartrog, want deze soort is levendbarend. Dat zijn alle soorten roggen die meer dan incidenteel in het Nederlands Continentaal Plat voorkomen of voorkwamen. De rechter grafiek geeft de indexcijfers van alleen de sterrog. De gegevens zijn afkomstig uit tellingen van op het strand aangespoelde eikapsels van de Stichting Anemoon. De index is alleen gebaseerd op tellingen waarbij gelet is op de eikapsels van alle soorten roggen.De afname van roggen komt ook duidelijk naar voren uit de daling van de totale internationale aanvoer van roggen uit de Noordzee in de periode 1950-2000. (Heessen, 2003). De toename van de sterrog vanaf de zeventiger jaren wordt bevestigd door vangsten per visuur van de International Bottom Trawl Survey (ICES IBTS Database).Het motorvermogen van de visserijvloot betreft het totale motorvermogen van de kust- en zeevisserij. Het motorvermogen kan voornamelijk aan de kustvisserij worden toegeschreven. De reeks is geindexeerd, waarbij 1950 op 100 is gezet. Het aantal schepen en het motorvermogen per schip bepalen het totale motorvermogen.
Basistabel
Zie tabblad figuurdata onder Download figuurdata.
De basisgegevens voor het motorvermogen van de visserijvloot staan in de database Statline van het CBS en van visserijrapporten van het LEI.
Geografische verdeling
Nederland Continentaal Plat
Andere variabelen
geen
Verschijningsfrequentie
tweejaarlijks
Achtergrondliteratuur
Gmelig Meyling, A.W. en R.H. Bruyne (2001). Een duik in mariene gegevens. Lange termijnveranderingen van populaties van enkele mariene organismen (roggen, weekdieren kreeftachtigen en andere) als gevolg van menselijk handelen. Stichting Anemoon. Heemstede.

Taal C., H. Bartelings, R. Beukers, A. van Duijn, A. J. Klok , J.A.E. van Oostenbrugge, J.P.G. Smit (2008). Visserij in Cijfers 2008. Rapport 2008-091. Den Haag, LEI.
Opmerking
De grafiek heeft alleen betrekking op de eileggende soorten. De pijlstaartrog legt geen eieren en is daarom niet in de selectie van soorten opgenomen.
Betrouwbaarheidscodering
D. Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
10
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Roggen en omvang vissersvloot, 1945-2008 (indicator 1249, versie 07,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.