Living Planet Index Nederland, 1990-2019

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Sinds 1990 is de Nederlandse Living Planet Index (LPI) met iets meer dan 1% toegenomen. De laatste twaalf jaar is de trend gestabiliseerd.

Trend fauna van land en zoetwater

De Nederlandse LPI geeft de gemiddelde trend weer in populatie-omvang van vrijwel alle inheemse soorten broedvogels, reptielen, amfibieën, vlinders en libellen, alsmede van een aanzienlijk deel van de soorten zoogdieren en zoetwatervissen. Soorten van mariene habitats (Noordzee offshore en kustzone, Zeeuwse delta en Wadden) zijn (nog) niet meegenomen in deze indicator. Derhalve betreft de LPI van Nederland feitelijk de fauna van land en zoetwater bij elkaar. Sinds 1990 is deze indicator met 1,4% toegenomen (eerste tabblad; 161 soorten van de in totaal 351 soorten namen toe en 126 soorten namen af). De toename van de trend is de afgelopen jaren steeds minder sterk geworden. Dit komt omdat de trend van de soorten van zoetwater de afgelopen jaren, na een aanvankelijke flinke stijging vanaf 1990, nu een lichte daling heeft ingezet. De trend van de landfauna is de laatste twaalf jaar gestabiliseerd na juist een aanvankelijke afname vanaf 1990.

Mondiale LPI

In de mondiale LPI (WWF, 2018) zijn de trends van meer dan 4000 gewervelde diersoorten gemiddeld, van de soortgroepen broedvogels, zoogdieren, reptielen, amfibieën en vissen (tweede tabblad). Tussen 1970 en 2014 is de mondiale LPI met 60% afgenomen. Ook na 1990 - het startjaar van de Nederlandse LPI - is de trend nog neerwaarts. De Nederlandse LPI op basis van alleen deze gewervelde soortgroepen neemt sinds 1990 juist enigszins toe (met 1,4%) en dat staat haaks op de mondiale trend.
Uitgesplitst naar inkomensniveau van landen (volgens Wereldbank-criteria) blijkt de mondiale LPI echter vooral achteruit gegaan in lage- en midden-inkomenslanden (WWF, 2014; derde tabblad). In hoge inkomenslanden is deze juist gestegen en komt de trend wel overeen met de Nederlandse LPI. Volgens WWF wijst deze toename op herstel na de zware verliezen in biodiversiteit die al voor 1970 optraden en is het natuurherstel mogelijk doordat in rijke landen tegenwoordig meer financiële middelen worden aangewend voor natuurherstel. Verder worden vaak goederen geïmporteerd uit lage-inkomenslanden, waarbij veelal de negatieve effecten van de productie van die goederen op de biodiversiteit plaatsvinden in lage-inkomenslanden.

LPI in het Compendium voor de Leefomgeving

De Nederlandse LPI beschrijft de trend in Nederland als geheel, exclusief het mariene gebied. In 2017 zijn de analyses voor mariene fauna uitgebreid met trends in zeevogels en bodemfauna in de Noordzee en met trends in het Waddengebied en Deltagebied. Deze trends zijn echter nog niet in de LPI van Nederland als geheel opgenomen, maar wel te vinden in diverse indicatoren op het CLO (zie hieronder voor links).
In 2017 is een studie gepubliceerd over de sterke afname van de biomassa van insecten in natuurgebieden in Duitsland nabij de grens met Nederland. Het is nu nog onduidelijk of de afname ook in Nederland plaats heeft gevonden. Weliswaar zijn 2 groepen insecten ook in de LPI opgenomen (waarvan één groep vooruit gaat, en één achteruit), maar het is niet uitgesloten dat toevoegen van meer insectengroepen een negatiever beeld op zouden leveren dan de huidige LPI.
Behalve de trend in soortgroepen wordt de LPI in het CLO ook gebruikt om veranderingen in de kwaliteit van ecosystemen te signaleren. Die kwaliteit wordt gemeten aan het voorkomen van soorten die kenmerkend zijn voor het ecosysteem. Als de LPI wordt opgedeeld naar ecosystemen, blijkt dat de toename in de Nederlandse LPI vooral plaatsvond in zoet water en moeras -al lijkt de toename een halt toegeroepen. In bossen is de indicator ook iets gestegen. In agrarische gebieden en in open natuurgebieden (hei, duin en halfnatuurlijk grasland samen) is juist sprake van afname.
De volgende indicatoren per ecosysteem en per soortgroep zijn in het CLO opgenomen:

Land en zoet water

Zoute en zilte natuur


Soortgroepen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Aantalsontwikkeling van alle soorten dieren van zes soortgroepen
Omschrijving
Ontwikkeling populatie-aantallen en verspreiding van dierensoorten als groep (LPI van alle soorten)
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
Soortenselectie en dataDe indicator (op het eerste tabblad) bestaat uit de gemiddelde trend van zoveel mogelijk inheemse diersoorten van een aantal soortgroepen waarvan voldoende gegevens beschikbaar zijn om een trend te kunnen berekenen. Van reptielen en amfibieën zijn alle inheemse soorten in de indicator opgenomen, van broedvogels 89%, van vlinders 94%, van libellen 81%, van zoogdieren 60% en van zoetwatervissen 53%. Soorten van mariene habitats zijn niet meegenomen in deze indicator.Elke soort telt even zwaar mee in deze indicator, ongeacht de populatiegrootte ervan of de mate waarin deze bedreigd is. Soortgroepen met meer soorten leggen daardoor meer gewicht in de schaal. In totaal zijn er 351 soorten in de indicator; 46% hiervan zijn broedvogels (161 soorten). Exoten zijn niet in de LPI opgenomen. Aantalsgegevens zijn ontleend aan de landelijke meetnetten broedvogels, dagvlinders, reptielen, enkele soorten amfibieën, libellen en zoogdieren van het Netwerk Ecologische Monitoring. Daarmee zijn per soort jaarlijkse indexcijfers berekend met behulp van Poisson regressie (zie Methode indexcijfers TRIM; alle soorten zijn geanalyseerd met het standaardmodel met jaar- en meetpunteffecten). Cijfers van otter, bever, das en hamster zijn gebaseerd op andere bronnen (zie de indicatoren in het CLO over deze soorten).Van zoetwatervissen, muizen en enkele soorten amfibieën zijn geen aantalsgegevens beschikbaar. In plaats daarvan zijn verspreidingsgegevens gebruikt uit de Nationale Databank Flora en Fauna. Daarmee is per soort het jaarlijkse aantal bezette 1 x 1 km-hokken bepaald met behulp van occupancy modellen (Van Strien et al., 2013) en deze zijn vervolgens omgezet in jaarlijkse indexcijfers van verspreiding. IndicatorOm de indicator op het eerste tabblad te berekenen zijn de jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen en over verspreiding meetkundig gemiddeld over alle soorten (Van Strien et al., 2016). De trend in verspreiding is een second-best methode om de ontwikkeling van de populatie te beoordelen wanneer geen aantalstrend beschikbaar is: als een soort toe- of juist afneemt, neemt doorgaans zowel de verspreiding als het aantal ervan toe dan wel af. Indexen van populatie-aantallen en van verspreiding zijn gecombineerd in één graadmeter. Van een aantal soorten zijn in de eerste jaren geen indexcijfers beschikbaar (zie tabel met indexcijfers per soort). Deze ontbrekende indexcijfers zijn eerst met een kettingmethode afgeleid uit de indexcijfers van andere soorten. Vervolgens zijn de indexen per jaar meetkundig gemiddeld. Meetkundig middelen betekent dat een halvering van de populatiegrootte van een soort wordt gecompenseerd door de verdubbeling van die van een andere soort. Door de gemiddelde indexen is een flexibele trend berekend met een 95% betrouwbaarheidsinterval. Het betrouwbaarheidsinterval is gebaseerd op de betrouwbaarheid van de indexcijfers van de afzonderlijke soorten (Soldaat et al., 2017). In de jaren waarin veel soorten ontbreken is de indicator minder betrouwbaar, maar de omvang van deze onbetrouwbaarheid is onbekend.Een breed betrouwbaarheidsinterval betekent dat er enkele of meerdere soorten zijn met minder betrouwbare indexcijfers (grote standaardfouten). Daardoor zal ook het jaarcijfer van de indicator minder betrouwbaar zijn en is het precieze verloop van de trendlijn minder goed te bepalen. Een smal betrouwbaarheidsinterval betekent dat de indexcijfers van de meeste soorten heel betrouwbaar zijn (kleine standaardfouten). Ook indexcijfers van soorten die sterke jaar-op-jaar schommelingen vertonen, kunnen heel betrouwbaar zijn. Uit de trendschattingen en betrouwbaarheidsintervallen daarvan zijn trendklassen afgeleid.De indicatoren op het tweede en derde tabblad zijn overgenomen uit de WWF Living Planet Reports van 2018 en 2014 respectievelijk.
Basistabel
Zie tabel indexen individuele soorten onder Download data.
Geografische verdeling
Nederland exclusief mariene fauna
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Buckland, S.T. en A. Johnston (2017). Monitoring the biodiverdsity of regions: key principles and possible pitfalls. Biological Conservation 214: 23-34. Butchart, S.H.M., M. Walpole, B. Collen, A. van Strien, J.P.W. Scharleman et al., 2010. Global biodiversity: indicators of recent declines. Science 328: 1164-1168, doi:10.1126/science.1187512. Hallmann, C.A., M. Sorg, E. Jongejans, H. Siepel, N. Hofland, H. Schwan, W. Stenmans, A. Müller, H. Sumser, T. Hörren, D. Goulson, H. de Kroon (2017). More than 75 percent decline over 27 years in total flying insect biomass in protected areas. PLoS ONE 12 (10): e0185809. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0185809Loh, J., R.E. Green, T. Ricketts, J. Lamoreux, M. Jenkins, V. Kapos, J. Randers (2005). The Living Planet Index: using species population time series to track trends in biodiversity. Phil. Trans. R. Soc. B 360: 289-295.Soldaat, L., J. Pannekoek, R. Verweij, C. van Turnhout en A. van Strien (2017). A Monte Carlo method to account for sampling error in multi-species indicators. Ecological Indicators 81: 340-347. Strien, A.J. van, C.A.M. van Swaay en T. Termaat (2013). Opportunistic citizen science data of animal species produce reliable estimates of distribution trends if analysed with occupancy models. Journal of Applied Ecology 50: 1450-1458.Strien, A.J. van, A.W. Gmelig Meyling, J.E. Herder, H. Hollander, V.J. Kalkman, M.J.M. Poot, S. Turnhout, B. van der Hoorn, W.T.F.H. van Strien-van Liempt, C.A.M. van Swaay, C.A.M. van Turnhout, R.J.T. Verweij en N.J. Oerlemans (2016). Modest recovery of biodiversity in a western European country: The Living Planet Index for the Netherlands. Biological Conservation 200: 44-50.Termaat, T., R.H.A. van Grunsven, C.L. Plate en A.J. van Strien (2015). Strong recovery of dragonflies in recent decades in The Netherlands. Freshwater Science 34: 1094-1104.WWF (2014). Living Planet Report (2014), Species and spaces, people and places. WWF, Gland, Zwitserland. WNF Nederland (2015). Living Planet Report Nederland, Natuur in Nederland. WNF, Zeist.WNF Nederland (2017). Living Planet Report. Zoute en zilte natuur in Nederland. WNF, Zeist.WWF (2018). Living Planet Report 2018, Aiming higher. WWF, Gland, Zwitserland.
Opmerking
De huidige Living Planet Index geldt dus voor land- en zoetwaterfauna. De soortselectie is vrijwel gelijk aan de indicator gepubliceerd in Van Strien et al. 2016. In vergelijking met de vorige versie van deze indicator is een zestal vissoorten afgevallen.
Betrouwbaarheidscodering
B. Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
08
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
03
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Living Planet Index Nederland, 1990-2019 (indicator 1569, versie 06,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.