Menging van wonen, werken en detailhandel in stedelijke centra, 2000 - 2008

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

Deze indicator wordt niet meer bijgehouden.


De indicator is gekoppeld aan het beleid van de Nota Ruimte. Dit beleid is niet langer vigerend.

Het beleid van de Nota Ruimte is gericht op centrumontwikkeling binnen de stedelijke netwerken en binnen de nieuwe sleutelprojecten (NSP's). Diversiteit in stedelijke functies speelt daarbij een rol. De diversiteit in de hoogstedelijke centra en bij de nieuwe sleutelprojecten is hoog. De mate van functiemenging is in de afgelopen periode binnen het merendeel van de centra toegenomen. Dit kwam vooral door een toename van het aantal woningen. Bij de NSP's was er een lichte afname van diversiteit welke vooral samenhangt met een afname van het aantal winkels.

Functiemenging in hoogstedelijke centra

Volgens de studie Ruimtelijke ontwikkelingen in het stedelijk gebied, Dynamiek van stedelijke milieu's 2000-2006 zijn er 44 gemeenten met een hoogstedelijk centrum. Deze centra hebben een hoge mate van menging van wonen, werken en winkelen/voorzieningen. Het centrum van Zoetermeer heeft daarbij de hoogste menging. In het merendeel van de centra is de menging de afgelopen periode toegenomen. In de centra van Dordrecht, Roosendaal, Venlo en Zwolle nam de menging het meeste toe. De toename wordt vooral veroorzaakt door een toename van het aantal woningen en deels door een afname van het aantal werkzame personen. De woonfunctie is relatief ondervertegenwoordigd in de hoogstedelijke centra. In 10 van de 44 centra is de menging tussen 2006 en 2008 afgenomen. De centra van Drachten, Heerlen en Leeuwarden hadden de grootste afname. In Drachten en Heerlen werd dit veroorzaakt door een afname van het aantal woningen.

Functiemenging binnen stationsomgeving nieuwe sleutelprojecten

De menging van de functies wonen, werken en winkelen/ voorzieningen is hoog binnen de stationsomgevingen van de zes NSP's. Opvallend is dat de menging in de stationsomgevingen van Breda en Rotterdam-Centraal hoger is dan de menging binnen de hoogstedelijke centra. De oorzaak hiervan is dat binnen de hoogstedelijke centra de woonfunctie relatief is ondervertegenwoordigd in vergelijking met werken en winkelen/ voorzieningen. Het ruimtegebruik in de stationsomgeving van de Amsterdamse Zuidas is het minst gemengd. Ook hier komt dat door een relatief klein aantal woningen. Met uitzondering van de stationsomgeving van Breda en Rotterdam Centraal is in de periode 2006-2008 de menging van functies in de NSP licht gedaald. De afname was het sterkst in de stationsomgeving van Den Haag Centraal. Hier verdwenen veel winkels en woningen.

Centrumvorming essentieel voor stedelijke netwerken

In de Nota Ruimte wordt gesteld dat centrumvorming essentieel is voor de stedelijke netwerken. Centra vergroten de stedelijkheid, vormen de basis voor samenwerking binnen stedelijke netwerken en zorgen voor een betere benutting van bestaand bebouwd gebied in samenhang met (bestaande) infrastructuur en verkeer- en vervoerknooppunten. Het Rijk draagt actief bij aan zes sleutelprojecten voor centrumvorming namelijk: de Zuidas in Amsterdam, Rotterdam Centraal, Utrecht Centraal, Den Haag Centraal en de stationsomgevingen van Arnhem en Breda. Daarnaast wordt ook versterking van andere bestaande centra nagestreefd.

Relevante doelstellingen Nota Ruimte

Uitvoeringsdoelstellingen:

  • Ontwikkeling en versterking van 6 stedelijke centra; ontwikkeling en versterking van centra; optimale benutting van verdichtingsmogelijkheden


Operationele doelstellingen:

  • Ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra; verbeteren van de leefbaarheid en de sociaaleconomische positie van de steden; versterking van de kracht en diversiteit van de belangrijkste economische kerngebieden


Algemene doelstellingen:

  • Versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; krachtige steden

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Functiemenging wonen, werken en detailhandel in stedelijke centra
Omschrijving
Mate van functiemenging van wonen, werken en verkooppunten/ voorzieningen in stedelijke centra en bij de nieuwe sleutelprojecten (NSP's).
Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)
Berekeningswijze
Als afbakening van stedelijke centra zijn in 2000 als "centrum hoogstedelijk" geclassificeerde gebieden uit de studie Ruimtelijke ontwikkelingen in het stedelijk gebied, Dynamiek van stedelijke milieu's 2000-2006 (Ritsema van Eck et al. 2009) opgenomen. (Het betreft in totaal 276 rastercellen van 250x250m verdeeld over 44 gemeenten). Deze indeling wijkt af van de indeling die is gebruikt bij de vorige editie van de indicator Menging van wonen, werken en detailhandel in stedelijke centra.
Voor de nieuwe sleutelprojecten is een stationsomgeving met een straal van 700 meter genomen.
Voor deze gebieden is een gemiddelde een gemiddelde entropie-index berekend conform de studie Ruimtelijke ontwikkelingen in het stedelijk gebie,d Dynamiek van stedelijke milieu's 2000-2006 (Ritsema van Eck et al. 2009) voor de jaren 2000, 2006 en 2008.
Daarbij is gebruik gemaakt van het aantal woningen (bron CBS), het aantal werkzame personen (bron LISA) en het aantal verkooppunten in detailhandel en horeca (bron Locatus). Deze drie variabelen zijn ingeteld naar een raster van 250x250 meter. Vervolgens is een ruimtelijk voortschrijdend gemiddelde bepaald (focalmean 3x3 cellen).
Om de mate van functiemenging te meten is de gemiddelde verhouding van de activiteiten wonen, werken en winkelen in Nederland als uitgangspunt genomen.
Voor de mate van functiemenging is een zogeheten entropie-index per rastercel van 250 bij 250 meter berekend. Deze drukt de afwijkingen in de mengverhouding van wonen, werken en winkelen uit in een getal - binnen het vierkant, ten opzichte van de gemiddelde verhouding in stedelijk gebied in Nederland. De waarde varieert tussen 0 (ongemengd) en 100 (volledig gemengd). Hoe hoger de indexwaarde is, hoe gemengder een cel is ten opzichte van de gemiddelde menging in Nederland.
Entropie is een maat voor de wanorde in een systeem, oorspronkelijk afkomstig uit de thermodynamica. In de ruimtelijke wetenschappen zijn verschillende varianten gebruikt om menging weer te geven. De hier toegepaste index is genormaliseerd met het natuurlijk logaritme, zodat de waarde varieert tussen 0 (ongemengd) en 1 (volledige menging) en vervolgens vermenigvuldigd met een factor 100. Omdat het ruimtegebruik in onvergelijkbare eenheden is gemeten (woningen, winkels, werkzame personen), zijn de waarden eerst gestandaardiseerd door te delen door de landelijke totalen.
De vergelijking luidt:
waarbij Pj de gestandaardiseerde waarde is voor landgebruik type j, te weten woningen, banen, winkels, en J het aantal landgebruiken in de vergelijking (hier 3).
Wegens een trendbreuk in de gegevens van het aantal verkooppunten zijn deze pas vanaf 2004 geschikt voor monitoring. Bij de dichtheidsberekeningen voor 2000 zijn daarom de aantallen verkooppunten uit 2004 gebruikt.
Basistabel
CBS WoningregisterLISA vestigingenregisterLocatus verkooppunten
Geografische verdeling
Hoogstedelijke centra en stationsomgeving NSP
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Menging van wonen, werken en detailhandel in stedelijke centra, 2000 - 2008 (indicator 2014, versie 03,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.