Stortplaatsen, aantal en capaciteit, 1991-2009

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Het milieubeleid is gericht op het terugdringen van het storten van afval. Het aantal stortplaatsen en de hoeveelheid gestort afval is dan ook sterk afgenomen. Door het ingaan van een stortverbod in Duitsland is in 2005 de hoeveelheid gestort afval in Nederland iets toegenomen. Vanaf 2007 is er verbrandingscapaciteit bijgekomen waardoor er weer minder afval wordt gestort.

Afname van aantal stortplaatsen

Het aantal stortplaatsen is in 10 jaar tijd sterk afgenomen. Oorzaken daarvan zijn zowel het beleid om het storten van afvalstoffen te minimaliseren, het moratorium op nieuwe stortcapaciteit, het aanscherpen van milieueisen, planologische problemen en natuurlijk de afname van de hoeveelheid afval dat resteert voor storten.

Afname hoeveelheid gestort afval

Na een jarenlange afname van de hoeveelheid gestort afval in Nederland is in 2005 en 2006 weer meer afval gestort dan in de jaren er voor. De toename in de hoeveelheid gestort afval is gestart op het moment dat Duitsland is overgegaan op het effectueren van een stortverbod aldaar (per 1 juni 2005). Als een reactie op het Duitse stortverbod is er minder afval vanuit Nederland naar Duitsland uitgevoerd. In 2007, 2008 2009 is er verbrandingscapaciteit bijgekomen in Nederland waardoor meer afval wordt verbrand en minder wordt gestort. Omdat nieuwe verbrandingscapaciteit tijd nodig heeft om voor 100% te werken is dit effect pas in 2008 zichtbaar.
In de cijfers is geen rekening gehouden met de hoeveelheid afval die gestort is op eigen terrein. Die afname is nog veel groter dan bij het reguliere storten. In het begin van de jaren negentig werd nog ruim 2 miljard kilogram op eigen terrein gestort. Dit is inmiddels afgenomen tot 0,1 miljard kilogram in 2009.

Beleid

Het terugdringen van de hoeveelheid gestort afval is al lang een speerpunt van het afvalstoffenbeleid in Nederland. Om het storten terug te dringen zijn veel maatregelen ingezet, variërend van het bevorderen van preventie en hergebruik en het vergroten van de verbrandingscapaciteit tot het uitvaardigen van stortverboden en het instellen van een stortbelasting voor herbruikbaar of brandbaar afval.
In het Landelijk afvalbeheerplan 2009-2021 (LAP), dat sinds 2009 van kracht is, is ingezet op een verdere reductie van de hoeveelheid te storten afval tot 1,4 miljard kilogram onbrandbaar afval in 2015. Om dit te bereiken wordt onder meer gestreefd naar een optimale benutting van de energie-inhoud van afval dat niet kan worden hergebruikt.

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Stortplaatsen: aantal en capaciteit
Omschrijving
Het aantal in gebruik zijnde stortplaatsen en de bijbehorende stortcapaciteit
Verantwoordelijk instituut
Agentschap NL
Berekeningswijze
Integraal onderzoek bij stortplaatsen
Basistabel
-
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
jaarlijks
Achtergrondliteratuur
WAR (2010). Afvalverwerking in Nederland, gegevens 2009. Werkgroep Afvalregistratie, Utrecht.
Opmerking
In bovenstaande tabel vindt u onder meer informatie over de totale hoeveelheid gestort afval. Deze cijfers zijn inclusief verontreinigde grond en baggerspecie. Dit totaal wijkt af van het totaal in de indicator over afvalproductie en wijze van verwerking. De beleidsindicator gaat uit van de netto hoeveelheid gestort afval. Netto betekent exclusief nuttige toepassing op stortplaatsen, verontreinigde grond en baggerspecie. Voor het inschatten van de (rest)capaciteit van stortplaatsen zijn deze afvalstromen wel van belang.
Betrouwbaarheidscodering
Integrale waarneming.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
17
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
13
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Stortplaatsen, aantal en capaciteit, 1991-2009 (indicator 0393, versie 10,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.