Huishoudens en milieubelastingen, 1990-2007

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Een gemiddeld huishouden betaalt steeds meer aan milieubelastingen. Vooral de betalingen aan accijns op motorbrandstoffen, de motorrijtuigenbelasting en de energiebelasting zijn de laatste 20 jaar fors gestegen.

Kosten milieubelastingen voor huishoudens sinds 1990 bijna verdrievoudigd

Huishoudens betalen ruim de helft van alle groene belastingen. Een gemiddeld huishouden betaalt ongeveer 1500 euro per jaar, vooral in de vorm van de accijns op benzine en diesel, motorrijtuigenbelasting, BPM en de energiebelasting. In 2007 betaalden huishoudens iets minder aan groene belastingen dan het jaar daarvoor. Als gevolg van de relatief warme winter van 2006/2007 ontvingen huishoudens en bedrijven bij hun jaarafrekening een deel van de maandelijks betaalde energiebelasting terug. De tarieven van de energiebelasting op het gebruik van elektriciteit en aardgas zijn in 2007 wel omhoog gegaan.
Wat betreft de milieuheffingen betalen huishoudens een nog groter aandeel, namelijk 75 procent van alle milieuheffingen. Voor een gemiddeld huishouden bedroeg de bijdrage aan milieuheffingen in 2007 ongeveer 436 euro.
Sinds 1987 zijn de kosten voor een gemiddeld gezin aan milieubelastingen met 165 procent gestegen. In totaal geven huishoudens in 2007 iets minder dan 2 duizend euro uit aan milieubelastingen. Dit is ongeveer drie keer zo veel als in 1990.

Bronnen

  • CBS (2008). Milieurekeningen 2007. CBS, Voorburg/Heerlen.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
NAMEA: Huishoudens en milieubelasting
Omschrijving
De totale betalingen van huishoudens aan respectievelijk de groene belastingen.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
De totale betalingen van huishoudens aan respectievelijk de groene belastingen en milieuheffingen zijn ontleend aan de nationale rekeningen. De totalen zijn gedeeld door het aantal huishoudens om de bijdrage van een gemiddeld huishouden te berekenen.
De milieurekeningen worden opgesteld volgens de concepten en definities van de nationale rekeningen. Voor de fysieke matriaalstromen betekent dit dat alle stromen worden beschreven die direct zijn gerelateerd aan de Nederlandse economie. De materiaalstromen worden geregistreerd voor de afzonderlijke economische activiteiten op de plek waar deze daadwerkelijk plaatsvinden (het zogenaamde 'ingezetenenprincipe'). Bijvoorbeeld worden de luchtverontreinigende emissies noor Nederlandse transporteurs voor Nederland meegenomen en de emissies voor buitenlandse voertuigen binnen het Nederlandse grondgebied niet worden meegenomen. Dit in tegenstelling tot de overige gegevens in het Milieu- en Natuurcompendium, waar wordt uitgegaan van het 'grondgebiedprincipe'.
Meer informatie op de CBS website: Milieurekeningen, methoden.
Meer informatie: zie CBS (2007). Milieurekeningen 2007. CBS, Voorburg/Heerlen: Hoofdstuk 8, blz 94.
Basistabel
Zie MNC-indicator Milieurekeningen: emissies en afval door de Nederlandse economie in 2020
Voor meer informatie over de groene en milieubelastingen: CBS (2007). Milieurekeningen 2007. CBS, Voorburg/Heerlen: Hoofdstuk 8.
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
Bedrijfstakken per SBI, vier groene belastingen; vier milieuheffingen.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
CBS (2007). Milieurekeningen 2007. CBS, Voorburg/Heerlen.
Zie ook de MNC-indicator Milieurekeningen: methodologie
Betrouwbaarheidscodering
C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen, de representatieviteit is grotendeels gewaarborgd).

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
15
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
06
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Huishoudens en milieubelastingen, 1990-2007 (indicator 0543, versie 02,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.