Visserijsterfte bij visbestanden in de Noordzee, 1947-2012

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

In 2012 werden de bestanden van schol en haring duurzaam bevist; de visserijsterfte lag onder de duurzaamheidsgrens. Voor kabeljauw en tong lag de visserijsterfte boven de duurzaamheidsgrens, maar onder de voorzorgsgrens.

Haring

Sinds het einde van de jaren veertig van de vorige eeuw zijn er drie perioden geweest waarin de visserijsterfte in het bestand haring boven de duurzaamheidsgrens lag: 1953 - 1978, 1984 - 1995 en 2004 - 2006. Vooral in de jaren tussen 1968 en 1975 was de visserijdruk extreem hoog: de visserijsterfte was circa 1 per jaar: het gehele bestand werd jaarlijks weggevist. In deze periode is het haringbestand dan ook volledig ingestort. Ofschoon in een deel van deze periode de vangst werd stilgelegd om het haringbestand zich te laten herstellen, werd er toch nog te veel haring gevangen (o.a. als bijvangst) waardoor de visserijsterfte toch hoog bleef. Verdergaande maatregelen hebben tot een daling van de visserijinspanning, een verlaging van de vissterfte en daarmee een herstel van het bestand aan haring geleid. In 2012 lag de visserijsterfte onder de duurzaamheidsgrens, hetgeen betekent dat het haringbestand duurzaam werd bevist.

Kabeljauw

De visserijsterfte van kabeljauw lag in de periode 1970-2007 boven de voorzorgsgrens van 0,65 per jaar. Gedurende deze periode werd elk jaar een zeer groot deel (70-100 procent) van de kabeljauw in de leeftijd van 2-4 jaar weggevist. Door verlaging van de TAC sinds 1999 en het instellen van herstelprogramma's is de visserijsterfte flink gedaald van circa 1 in 2000 tot 0,39 in 2012. In 2012 bevond de visserijsterfte zich daarmee nog steeds boven de duurzaamheidsgrens, maar al wel onder de voorzorgsgrens. Onderzoek wijst uit dat het invoeren van een sterkere verlaging van de visserijsterfte bij kabeljauw tot een eerder herstel van het bestand aan kabeljauw had kunnen leiden (Froese en Quaas, 2012).

Schol

De visserijsterfte in het bestand schol ligt sinds het einde van de jaren 50 van de vorige eeuw tot enkele jaren geleden boven de duurzaamheidsgrens. In de jaren 80 en 90 is er in veel jaren sprake van overbevissing (de visserijsterfte ligt boven de voorzorgsgrens met enkele pieken tot boven de limietgrens in 1997 en 2001). Door beheersmaatregelen neemt de visserijsterfte rond 2005 scherp af, en sinds 2008 ligt zij voor het eerst sinds ruim 50 jaar onder de duurzaamheidsgrens. In 2012 wordt het scholbestand duurzaam bevist; de visserijsterfte voor dat jaar bedraagt 0,23 en ligt daarmee nog net onder de duurzaamheidsgrens.

Tong

Het bestand tong wordt sinds begin jaren 60 van de vorige eeuw in de meeste jaren overbevist. De visserijsterfte ligt steeds boven de duurzaamheidsgrens en in de meeste jaren boven de voorzorgsgrens. In 2012 bedroeg de visserijsterfte 0,24 en ligt daarmee onder de voorzorgsgrens, maar nog net niet onder de duurzaamheidsgrens.

Herziening van het Europese visserijbeleid

In 2011 heeft de Europese Commissie voorstellen voor een nieuw gemeenschappelijk visserijbeleid gepresenteerd. Centraal in het nieuwe visserijbeleid staat het begrip duurzaamheid, zowel vanuit ecologisch, economisch als sociaal oogpunt (Maximum Sustainable Yield, MSY). In het nieuwe beleid zal naast de omvang van het visbestand ook de hoogte van de visserijsterfte maatgevend zijn voor het beheer (Europese Commissie, 2011). Op 30 mei 2013 bereikten het Europees Parlement en de Raad een politiek akkoord over het nieuwe visserijbeleid voor de komende 10 jaar. Het is aannemelijk dat het streven om het nieuwe visserijbeleid per 1 januari 2014 in werking te laten treden, behaald wordt (Europese Commissie, 2013).

Visserijsterfte als beheerdoel

In het kader van het nieuwe visserijbeleid stelt de EU zowel een ondergrens voor het bestand volwassen vis (B) als ook een bovengrens voor de visserijsterfte (F) vast. De visserijsterfte is de verhouding tussen de jaarlijkse vangst en het bestand aan maatse (vangbare) vis. Als voorbeeld: als de visserijsterfte 0,5 per jaar is, dan wordt in 1 jaar de helft van een bestand weggevangen.
De visserijsterfte is een beter beheerdoel dan de bestandsgrootte, omdat zij minder afhankelijk is van omgevingsfactoren die mede de bestandsgrootte bepalen (zoals bijvoorbeeld het voortplantingssucces). De EU stuurt via een aantal visserijmaatregelen op de visserijsterfte en daarmee indirect op de omvang van het bestand volwassen vis. Dit gebeurt via de totale toegestane vangst (TAC) per soort, aangevuld met een maximaal aantal zeedagen en met technische maatregelen als maaswijdtevoorschriften.

Duurzaamheidsgrens, voorzorgsgrens en limietgrens

Voor het beheer van de visbestanden heeft men in verband met de visserijsterfte drie grenzen gedefinieerd: duurzaamheidsgrens, voorzorgsgrens en limietgrens. Stijgt de visserijsterfte boven de voorzorgsgrens, dan moeten maatregelen genomen worden om te voorkomen dat de omvang van het visbestand door overbevissing verder daalt. Boven de limietgrens komt de voortplanting in gevaar en is de kans op natuurlijk herstel nog maar gering omdat er nog maar weinig volwassen vis is om voor de voortplanting te zorgen. De duurzaamheidsgrens geeft een optimale visserijdruk met een maximale duurzame oogst, waarbij de visbestanden niet overbevist worden en de bestandsomvang naar verwachting stabieler blijft.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Visserijsterfte bij visbestanden in de Noordzee
Omschrijving
Ontwikkeling van de visserijsterfte in de bestanden volwassen haring, kabeljauw, schol en tong in de Noordzee. De visserijsterfte wordt afgezet tegen de gedefinieerde limietgrens, voorzorgsgrens en duurzaamheidsgrens.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op basis van gegevens van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES).
Berekeningswijze
ICES berekent de visserijsterfte als de verhouding tussen de jaarlijkse vangst en het bestand aan maatse (vangbare) vis.
Basistabel
-
Geografische verdeling
Noordzee (ICES IV) plus Skagerrak, Kattegat (ICES IIIa) en het oostelijk deel van het Kanaal (ICES VIId) voor haring.
Noordzee (ICES IV) plus Skagerrak (ICES IIIa West) en oostelijk deel van het Kanaal (ICES VIId) voor kabeljauw.
Noordzee (ICES IV) voor schol en tong.
Andere variabelen
Bestandsomvang, aanwas nieuwe rekruten (eenjarige vis), Total Allowable Catch (TAC), quotum per land, totale vangst, vangst per land, visserijsterfte voor diverse commerciële vissoorten en zeegebieden.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Betrouwbaarheidscodering
D (schatting op basis van een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake).

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Visserijsterfte bij visbestanden in de Noordzee, 1947-2012 (indicator 0578, versie 02,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.