Fijn stof in lucht, jaargemiddelde, 1992-2012

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

Deze indicator wordt niet meer geactualiseerd.
De informatie over de jaargemiddelde fijnstofconcentraties is opgenomen in Fijn stof (PM10) in lucht, 1992-2020

De grenswaarde voor jaargemiddelde fijnstofconcentraties (40 µg/m³) is in 2012 op geen enkel meetstation overschreden.

Concentraties

De kaart geeft een beeld van de grootschalige, jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) in 2012 per gebied van 1 x 1 km. De lokale overschrijdingen van de grenswaarde langs bijvoorbeeld drukke verkeerswegen en -straten zijn op deze kaart niet weergegeven.

De concentratie neemt in grote lijnen vanuit het noorden naar het zuiden toe door de toenemende invloed van bronnen in Nederland en het aangrenzende buitenland. De jaargemiddelde achtergrondconcentratie van fijn stof bedroeg in 2012 gemiddeld over Nederland 20 µg/m3. De achtergrondconcentratie wordt gevormd door de regionale (grootschalige) en stedelijke achtergrond. De kaart vertoont sterke verhogingen bij de havens van Amsterdam en Rotterdam waar op- en overslag van droge bulkgoederen plaatsvindt, en verhogingen in gebieden met landbouwstallen. De verhogingen in concentratie bij de havens, ten opzichte van de gemiddelde concentratie in Nederland, bedragen 15-20 µg m-3

 

Trend

De meetresultaten van fijn stof (PM10) van respectievelijk straat-, stad- en regionale locaties geven geen overschrijdingen van de grenswaarde van 40 µg/m3 voor de jaargemiddelde fijnstofconcentratie na 1997. De metingen in de periode 1992-2012 laten een afname zien van 35% op de regionale stations en van 25-30% op de stedelijke stations (zie afbeelding 'Trend 1992-2012').

Een onderzoek naar de emissie van fijn stof uit verbrandingsprocessen - dat tegenwoordig als gezondheidsrelevant geldt - laat zien dat de daling door de invoering van schonere motoren grotendeels te niet wordt gedaan door de stijging van het aantal gereden kilometers en het zwaarder worden van de voertuigen (Hoogerbrugge et al., 2010; Matthijsen & Koelemeijer, 2010).

Een recente trendanalyse laat een langjarige, statistisch significante afname van gemiddeld 0,7 µg/m³ per jaar zien. Er kunnen echter forse jaarlijkse verschillen optreden zoals verhogingen in 1996 en in 2003 en verlagingen zoals in 2008 en 2012. Deze verschillen komen grotendeels door verschillen in weersomstandigheden.(Hoogerbrugge et al., 2013).

Metingen van fijn stof zijn in 1992 gestart. Daarvoor werd weliswaar stof gemeten, maar dan meestal als totaal stof of Total Suspended Particulates (TSP). Hieruit blijkt dat de stofniveaus sinds het begin van de jaren zeventig toch wel substantieel zijn gedaald (zie afbeelding 'Trend 1972-2012'; Buijsman, 2008/2009).

Berekeningen in het kader van het Nationaal Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL; zie ook onder) geven aan dat in 2015 nog maar langs 14 kilometer weg of straat (per rijrichting) overschrijding van de grenswaarde voor het jaargemiddelde zal voorkomen. Op één overschrijdingslocatie na bevonden alle overschrijdingen zich dan voor langs binnenstedelijke of provinciale wegen (Van Zanten, 2012).

       

Fijn stof

Stof is een verzamelbegrip en duidt op het geheel aan zwevende deeltjes in de lucht. Gewoonlijk wordt met de term fijn stof PM10 bedoeld. PM staat hier voor 'particulate matter' en de 10 duidt erop dat het om het deel van het stof in de lucht gaat waarvan (bij benadering) de deeltjes een diameter van 10 micrometer (µm) of minder hebben. Voor een volledige definitie zie bij 'Technische toelichting'.

Er is sinds 2008 ook regelgeving voor de fijnere fractie van fijn stof (PM2.5). Hiervoor is een aparte indicator: Fijnere fractie van fijn stof (PM2,5) in lucht, 2009-2022.

 

Bronnen

Fijn stof (PM10) is een verzamelbegrip. Formeel bestaat fijn stof uit de deeltjes die 'een op grootte selecterende inlaat passeren met een efficiencygrens van 50% bij een aerodynamische diameter van 10 µm' (EU, 2008). Fijn stof bestaat uit een scala van stoffen die op een verschillende oorsprong hebben. Op basis hiervan wordt - onder andere met het oog op het beleid - een primaire en een secundaire fractie onderscheiden:

  • De primaire fractie bestaat uit deeltjes die direct door menselijk handelen en/of natuurlijke processen in de lucht worden gebracht. De belangrijkste door menselijk handelen veroorzaakte uitstoot komt van transport, industrie en landbouw. In kustgebieden vormt de zee een belangrijke natuurlijke bron voor fijn stof in de vorm van zeezoutdeeltjes. Opwaaiend bodemstof is een ander deel van de primaire fractie; het is deels van natuurlijke oorsprong.
  • De secundaire fractie bestaat uit deeltjes die in de atmosfeer worden gevormd na chemische reacties in de lucht. Hierbij spelen zowel gassen als reeds aanwezige deeltjes een rol. Ammoniak (NH3), stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO2) en vluchtige organische koolwaterstoffen (VOS) zijn bij deze reacties de belangrijkste stoffen. 


Voor meer informatie over de bronnen van fijn stof, zie Deeltjesvormige luchtverontreiniging: oorzaken en effecten en het recente rapport van Hendriks et al. (2012).

Normstelling

In 2008 is een nieuwe Europese richtlijn voor luchtkwaliteit van kracht geworden. De al bestaande grenswaarden (40 µg/m³ voor het jaargemiddelde en niet meer dan 35 dagen met een daggemiddelde concentratie van 50 µg/m³) zijn echter ongewijzigd van kracht gebleven.
Volgens de huidige inzichten is de grenswaarde voor daggemiddelde concentraties overigens strenger dan de grenswaarde voor het jaargemiddelde. Dit houdt dus in dat als de grenswaarde voor het daggemiddelde niet wordt overschreden, de grenswaarde voor het jaargemiddelde zeer waarschijnlijk ook niet wordt overschreden (Matthijsen & Koelemeijer, 2010).

De fijnstofdeeltjes die niet door menselijk handelen in de lucht worden gebracht, kunnen volgens de richtlijn bij de beoordeling van de luchtkwaliteit voor fijn stof buiten beschouwing worden gelaten. Voor Nederland gaat het dan om de bijdrage van zeezout. De aftrek ervan is vastgelegd in de zogenoemde Regeling Beoordeling Luchtkwaliteit. Sinds november 2012 geldt een nieuwe regeling. De jaargemiddelde concentratie zeezout is per gemeente bepaald. De concentratie varieert van 5 µg/m³ voor een aantal kustgemeenten tot 1 µg/m³ voor gemeenten in Limburg. Daarnaast is per provincie een correctie op het aantal overschrijdingsdagen voor de grenswaarde voor het daggemiddelde bepaald, dat in mindering kan worden gebracht. Het voor zeezout gecorrigeerde aantal overschrijdingsdagen bedraagt: vier dagen in Noord-Holland en Zuid-Holland, drie dagen in Friesland, Flevoland, Utrecht en Zeeland en twee dagen in Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg.

 

Beleid

Het beleid op het gebied van fijn stof kent vier elementen:

  • De rijksoverheid heeft hoofdzakelijk bronmaatregelen getroffen bij verkeer, waaronder de subsidiëring van roetfilters. Daarnaast omvat het maatregelenpakket ook bronmaatregelen bij de landbouw en de industrie, lokale maatregelen bij rijkswegen en financiële ondersteuning voor maatregelen van regionale en lokale overheden.
  • De nationale wetgeving rond luchtkwaliteit is in 2007 herzien. Dit was gericht op de flexibilisering van de koppeling tussen het realiseren van bouwplannen en het voldoen aan luchtkwaliteitsgrenswaarden. In navolging van de nieuwe EU richtlijn luchtkwaliteit 2008 liggen wijzigingsvoorstellen van nationale wetgeving ter tafel met het oog op: de nieuwe normen voor PM2.5.
  • Het kabinet zet zich in internationaal verband in voor strengere normen voor de uitstoot van personenauto's, vrachtauto's en schepen.
  • Provincies en gemeenten treffen regionale en lokale maatregelen, vooral bij verkeer. Deze maatregelen maken onderdeel uit van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).



Om tijdig aan de Europese grenswaarden voor de luchtkwaliteit te voldoen is in Nederland het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht (NSL) opgezet. Het NSL is een samenwerkingsprogramma tussen rijk, provincies en gemeenten. Het doel ervan is en bestaat uit de volgende elementen:

 
  • Een saneringstool, waarmee de luchtkwaliteit in heel Nederland in beeld wordt gebracht en waarmee de effecten van nationale en lokale maatregelen zichtbaar worden.
  • Een omvangrijk maatregelenpakket, met zowel landelijke, regionale als lokale maatregelen. Voor deze maatregelen geldt een uitvoeringsplicht;
  • Een monitoringsinstrument, waarmee de voortgang van het NSL wordt bewaakt. Jaarlijks wordt een monitoringsrapportage opgesteld. Als hieruit blijkt dat een maatregel minder effect heeft of een project juist meer vervuiling oplevert, vereist het NSL dat er extra maatregelen worden genomen.


Het NSL is juridisch vastgelegd in de Wet Milieubeheer.

Voor meer informatie over de beleidspecten van fijn stof, zie Deeltjesvormige luchtverontreiniging: beleid.

 

Gezondheidseffecten van fijn stof

Er is bezorgdheid over een mogelijke invloed op de gezondheid op lange termijn samenhangend met de blootstelling aan fijn stof. Daarmee wordt het luchtverontreinigingsniveau bedoeld waaraan mensen gedurende langere tijd (meer jaren of gedurende een heel leven) zijn blootgesteld. Bruikbare Nederlandse en Europese gegevens om dit risico in te schatten ontbreken vooralsnog. Wanneer risicoschattingen worden gemaakt met behulp van toonaangevende Amerikaanse studies, blijkt de omvang van deze effecten groter te zijn dan de effecten geassocieerd blootstellingen aan piekconcentraties. Op basis hiervan wordt geschat dat langdurige blootstelling aan fijn stof in 2010 leidde tot een levensduurverkorting van zeven maanden gemiddeld voor de hele Nederlandse bevolking in vergelijking tot een leven lang zonder fijn stof (Amann et al., 2012). Er zijn risicogroepen waarvoor deze schatting hoger uit zal vallen, bijvoorbeeld voor mensen met een hartaandoening.
Momenteel worden ook in Europa studies gedaan om de langetermijneffecten van onder andere de blootstelling aan fijn stof nader in kaart te brengen. Voor meer informatie over de effecten van fijn stof, zie ook Deeltjesvormige luchtverontreiniging: oorzaken en effecten.

Gezondheidseffecten die optreden bij kortdurende verhoogde blootstelling aan fijn stof zijn beter bekend, ook omdat hierover Nederlandse gegevens beschikbaar zijn. Deze effecten treden op als gevolg van de dagelijkse variatie in blootstelling aan fijn stof: op dagen met hogere concentraties worden meer sterftegevallen waargenomen dan dagen met een lagere concentratie. Gezondheidskundige studies, die de effecten van kortdurende blootstelling aan fijn stof belichten, wijzen uit dat in Nederland jaarlijks enige duizenden mensen vroegtijdig overlijden. De duur van deze levensverkorting is vermoedelijk kort: enkele dagen tot maanden, dus ruwweg tien maal minder dan langdurige blootstelling aan verhoogde fijnstofconcentraties. Fijn stof heeft effect op onder andere hart- en longfuncties. Zo wordt 1 à 2 procent van de spoedopnamen voor long- of hart- en vaataandoeningen in Nederland toegeschreven aan fijn stof. Dergelijke resultaten zijn niet alleen in Nederland, maar overal op de wereld gevonden en ze zijn vrij robuust (zie ook Dossier 'Fijn stof).
Blootstelling aan fijn stof lijkt overigens bij alle niveaus, dus ook bij concentraties onder de grenswaarde, waarschijnlijk te leiden tot nadelige gezondheidseffecten. Dit betekent dat elke reductie in de blootstelling tot gezondheidswinst zal leiden. 

 

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Jaargemiddelde concentratie van fijn stof in lucht
Omschrijving
Concentratie van fijn stof in Nederland op basis van meetgegevens van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit en het Nationaal Meetnet voor Luchtverontreiniging.
Verantwoordelijk instituut
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
Berekeningswijze
Jaargemiddelde concentraties berekend uit uurwaarden. Voor de berekening van een geldig jaargemiddelde is het criterium gehanteerd dat er minimaal 75% van het maximaal mogelijke aantal uurwaarden in een jaar beschikbaar moet zijn.
Basistabel
Reken- en Informatiesysteem Lucht van het Centrum voor Milieumonitoring van het RIVM.
Geografische verdeling
1) De kaart is gebaseerd op de uitkomsten van de meest recente GCN-berekeningen. 2) De trendfiguren 1990-2012 zijn gebaseerd op meetgegevens van acht regionale stations van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit, vier staddstations respectievelijk vijf straatstations. 3) De trendfiguur 1972-2012 is gebaseerd op meetgegevens van een stadsstation van DCMR Milieudienst Rijnmond ('Stof') en een stadsstation van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit ('Fijn stof'). Het gaat om stations die (vrijwel) de gehele periode operationeel zijn geweest. Er is geen eenvoudige relatie bestaat tussen individuele resultaten van TSP-metingen en de huidige metingen volgens de PM10-methode. Gewoonlijk wordt voor geaggregeerde meetwaarden een indicatieve omrekening gehanteerd van [PM10] = (0,7-0,9) x [TSP].
Andere variabelen
Het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit levert ook informatie over andere luchtverontreinigende stoffen als ammoniak, koolmonoxide, ozon, stikstofoxiden en zwaveldioxide.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland. Rapportage 2012. (Velders et al., 2013; zie bij 'Referenties'). Jaaroverzicht luchtkwaliteit 2012 (Mooibroek et al., 2013; zie bij 'Referenties'). Meten waar de mensen zijn (Buijsman 2009/009; zie bij 'Referenties').
Opmerking
1) De volledige (en juiste) definitie van PM10 luidt: 'Deeltjes die een op grootte selecterende inlaat als omschreven in de referentiemethode voor bemonsteren en meten van PM10 passeren met een efficiencygrens van 50 % bij een aerodynamische diameter van 10 μm'. 2). De jaargemiddeldes zijn berekend op basis van een stationsset, waarvan de stations gedurende de gehele beschouwde periode in bedrijf zijn geweest. Ook andere berekeningswijzen zijn mogelijk; de resultaten kunnen dan anders uitpakken (Wesseling & Beijk, 2008). De verschillen bedragen echter niet meer dan 2 µg/m³. 3). De meetreeks is in 2007 op basis van kalibratie aan de Europese referentiemethode naar beneden bijgesteld. Het gevolg hiervan is dat alle jaargemiddelde concentraties 3 tot 5 µg/m3 lager zijn dan vroeger werd verondersteld (Beijk et al., 2007).
Betrouwbaarheidscodering
Kaart: C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd). Trend 1992-2012 (regionale stations): C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd). Trend 1992-2012 (stad- en straatstations): D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake). Trend 1972-2012: D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake)

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Fijn stof in lucht, jaargemiddelde, 1992-2012 (indicator 0241, versie 12,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.