Emissies door de zeescheepvaart, 1990-2021

De emissies door de zeescheepvaart omvatten de emissies die op Nederlands grondgebied worden uitgestoten. Het is een relatief grote bron van verzurende stoffen die de luchtkwaliteit in Nederland in belangrijke mate kan beïnvloeden. Door het gebruik van lng als brandstof is sinds 2018 de methaanemissie sterk toegenomen.

Aandeel in totale emissies op Nederlands grondgebied

De uitstoot van de zeescheepvaart wordt niet meegenomen in de door Nederland gerapporteerde emissies aan de Europese Unie en de Verenigde Naties. De uitstoot telt niet mee voor de doelstellingen en plafonds waar Nederland zich aan moet houden. De emissies worden echter wel gerapporteerd als zogeheten 'memo item' en meegenomen in luchtkwaliteitsberekeningen. De zeevaart heeft voor een drietal luchtverontreinigende stoffen een groot aandeel in de totale emissies op Nederlands grondgebied. Het betreft SO2, NOx en fijnstof (PM10). De aandelen daarvan in de totale emissies in 2021 bedragen respectievelijk 14, 33 en 9 procent (Emissieregistratie, 2023).

Ontwikkeling emissie zwaveldioxide, fijnstof en stikstofoxiden

De emissies van SO2 en fijnstof door de zeescheepvaart zijn tot 2006 gestaag toegenomen door de toename van het scheepvaartverkeer. De zeevaart op het Nederlands Continentaal Plat en in de Nederlandse zeehavens heeft vanaf 2007 aanzienlijk minder luchtverontreiniging veroorzaakt dan in de jaren ervoor. Tussen 2006 en 2021 is de uitstoot van SO2 met 95 procent afgenomen, terwijl de uitstoot van fijnstof met 66 procent is verminderd. Ten opzichte van 1990 bedraagt de daling van de emissies van SO2 en fijnstof respectievelijk 93 en 56 procent.

De belangrijkste oorzaken van de flink lagere emissies zijn de strengere normen voor het zwavelgehalte van brandstof en de daling van het brandstofverbruik tussen 2007 en 2013. De normen van het zwavelgehalte in stookolie op de Noordzee zijn stapsgewijs verlaagd (zie hieronder). De maatregelen die de uitstoot van SO2 tegengaan verminderen ook de uitstoot van fijnstof. De daling van het brandstofverbruik komt door lagere vaarsnelheden, en doordat relatief meer goederen door grotere schepen werden vervoerd, waardoor minder brandstof wordt verbruikt.

De uitstoot van NOx steeg tot 2006 door de toename van het zeescheepvaartverkeer. Tussen 2007 en 2013 daalde de emissies van NOx door de afname van het brandstofverbruik. Na 2014 zijn de emissies gestegen als gevolg van een toename van het zeescheepvaartverkeer. Tussen 1990 en 2021 is de uitstoot met 16% gestegen.

Broeikasgassen

De emissies van broeikasgassen stegen tussen 1990 en 2006 door de toename van het zeescheepvaartverkeer. Tussen 2007 en 2013 daalde de emissies door lagere vaarsnelheden en de toename van grotere, efficiëntere schepen. Na 2014 zijn de emissies gestegen als gevolg van de toename van het zeescheepvaartverkeer. De zeer sterke groei van de methaanemissie vanaf 2018 komt voornamelijk door gastankers die als brandstof lng (vloeibaar aardgas) gebruiken. In 2021 daalde het gebruik van lng als brandstof.

MARPOL-verdrag

Door IMO, de internationale scheepvaartorganisatie, zijn beperkingen van het zwavelgehalte in stookolie opgesteld voor zeeschepen. Deze zijn opgenomen in het zogenaamde MARPOL-verdrag dat is opgesteld voor het voorkomen van verontreiniging door schepen (Noordzeeloket, 2010).
In 2008 en 2009 moesten schepen in zogenaamde emission control areas al voldoen aan een maximum limiet van 15.000 ppm (parts per million) zwavel. Vanaf 2010 is deze limiet verscherpt tot maximaal 10.000 ppm zwavel, en na 2015 is het maximum 1.000 ppm zwavel. Voorbeelden van deze emission control areas zijn de Noordzee en de Oostzee.
Op volle zee mag vanaf 2012 stookolie met maximaal 35.000 ppm zwavel worden gebruikt. Vanaf 2020 moet dit gehalte dalen naar 5.000 ppm zwavel.

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Emissies door de zeevaart
Omschrijving
Emissies van broeikasgassen (kooldioxide (CO2), methaan (CH4) en distikstofoxide (N2O)) en emissies van verzurende en grootschalige luchtverontreinigende stoffen (zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx) en fijn stof (PM10) door de zeevaart.
Verantwoordelijk instituut
RIVM, gebaseerd op cijfers van de Emissieregistratie
Berekeningswijze
De emissies door de zeescheepvaart vallen niet onder de NECD.
Voor een uitgebreide beschrijving van de berekeningsmethoden wordt verwezen naar de methodebeschrijvingen op de website van de Emissieregistratie.
Basistabel
Emissieregistratie (2023)
Geografische verdeling
Nederland, provincie, postcode, 5*5 km2 (kaart)
Andere variabelen
Belasting oppervlaktewater, bodem-emissies, emissies oppervlaktewater, lucht-emissies, lucht-emissies volgens IPCC
In totaal circa 300 stoffen, circa 1600 emissie-oorzaken en circa 1000 (individuele) puntbronnen.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks in april.
Achtergrondliteratuur
Geilenkirchen, G., et al. (2022). Methods for calculating the emissions of transport in NL (achter Lucht/Verkeer en Vervoer/Methoderapporten Taakgroep Verkeer en Vervoer). Project Emissieregistratie (Engelstalig rapport met tabellenset).
Opmerking
De methodiek voor de berekening van de emissies door zeevaart worden beschreven in het Methodenrapport van de taakgroep Verkeer van de Emissieregistratie. De meest recente methodiekbeschrijving geeft het rapport Methods for calculating emissions of transport in NL (Geilenkirchen et al., 2022).

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
26
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
25
versie‎
24
versie‎
23
versie‎
20
versie‎
19
versie‎
18
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
14
versie‎
12
versie‎
10
versie‎
08
versie‎
06
versie‎
04
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Emissies door de zeescheepvaart, 1990-2021 (indicator 0521, versie 26,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.