Land- en tuinbouw: ruimtelijke spreiding, grondgebruik en aantal bedrijven, 1980-2013
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Ruim de helft van de totale oppervlakte van Nederland wordt voor de land- en tuinbouw gebruikt. In de periode 1980-2013 heeft er in de land- en tuinbouw een flinke schaalvergroting plaatsgevonden. Terwijl het aantal bedrijven met 53% afnam, nam de oppervlakte landbouwgrond maar met 9% af.
Grondsoort bepalend voor regionale verdeling
De ruimtelijke spreiding van bedrijfstypen hangt samen met de lokale grondsoort, maar ook historische of economische redenen kunnen een belangrijke rol spelen. Veel akkerbouw is te vinden op de vruchtbare kleigronden langs de kust van Friesland en Groningen, in de IJsselmeerpolders, op de Zuid-Hollandse eilanden, in Zeeland en in het westen van Noord-Brabant. Melkveehouderij is te vinden op de minder vruchtbare klei- en veengronden van het Friese weidegebied, het Groene Hart en West-Friesland. Bollenteelt vindt plaats op de geestgronden achter de Noord-Hollandse en Zuid-Hollandse duinen, maar ook op de kleigronden rond Den Helder en Enkhuizen. Glastuinbouw heeft zijn grootste concentratie in het Westland omdat daar de (opengrondse) tuinbouw al vroeg floreerde. Dit kwam vanwege de goede bodemgesteldheid, het lokale klimaat (relatief warm en zonnig) en de nabijheid van een groot afzetgebied. Andere bedrijfstypen zijn minder grondgebonden, maar hebben zich om historische of economische redenen in bepaalde gebieden geconcentreerd, zoals de kippen- en varkensbedrijven in de Gelderse Vallei en in het zuidoosten van Noord-Brabant.
Graasdierbedrijven in meerderheid
In sommige provincies domineert een bepaald bedrijfstype, terwijl in andere juist een mix van bedrijfstypen voorkomt. In 2013 waren de graasdierbedrijven met 53% van de in totaal 67.500 bedrijven het meest voorkomende bedrijfstype. Graasdierbedrijven zijn in drie kwart van alle provincies in de meerderheid. In Friesland hebben graasdierbedrijven met 86% veruit het grootste aandeel. Akkerbouwbedrijven zijn in de meerderheid in Flevoland (55%) en Zeeland (60%). Tuinbouwbedrijven hebben het grootste aandeel in Noord-Holland (31%) en Zuid-Holland (42%). Relatief veel combinatiebedrijven zijn te vinden in Flevoland (12%), Zeeland (10%) en Limburg (9%). Zeeland heeft met 9% ook relatief veel blijvende teeltbedrijven.
Ruim de helft van de landbouwgrond is grasland
Het aandeel grasland (tijdelijk, blijvend en natuurlijk grasland) neemt vanaf 1980 af, maar blijft met 53% veruit de grootste van de acht categorieën gewassen: grasland, aardappelen, granen, suikerbieten, overige akkerbouwgewassen, groenvoedergewassen, tuinbouw open grond en tuinbouw onder glas. Het areaal blijvend grasland is sinds 1980 met ruim een derde afgenomen, terwijl het areaal tijdelijk grasland bijna vervijfvoudigde. In 2013 was er 983.000 hectare grasland, waarvan 210.000 hectare tijdelijk grasland (21%), 722.000 hectare blijvend grasland (74%) en 51.000 hectare natuurlijk grasland (5%). Het areaal akkerbouw (inclusief de braakliggende grond) nam in de jaren 1980 tot 2000 met ruim 10% toe en daalde in de jaren 2000 tot 2013 met 16% tot 532.000 hectare. Het areaal opengrondse tuinbouw daalde in de periode van 1980 tot 2000 met bijna 3% en steeg daarna in de periode van 2000 tot 2013 met 7% tot 86.000 hectare. Het areaal tuinbouw onder glas steeg van 1980 tot 2000 met 20%, om daarna van 2000 tot 2013 met 7% te dalen tot 9.800 hectare.
Aantal land- en tuinbouwbedrijven blijft afnemen tussen 2000 en 2013
Het aantal land- en tuinbouwbedrijven is gestaag gedaald van 301.000 in 1960 tot 67.500 in 2013. Van de 67.500 bedrijven in 2013 zijn de meeste (41.500) veehouderijbedrijven. Bij alle bedrijfstypen is een forse afname van het aantal bedrijven zichtbaar. In de periode 2000-2013 was de afname 20% voor de graasdierbedrijven, 18% voor de akkerbouwbedrijven, 47% voor de tuinbouwbedrijven, 48% voor de hokdierbedrijven, 58% voor de combinatiebedrijven en 30% voor de blijvende teeltbedrijven. De gemiddelde teeltoppervlakte per bedrijf nam toe van 13,9 hectare in 1980 tot 27,4 hectare in 2013. Een soortgelijke schaalvergroting heeft zich ook voor de dieren voorgedaan in de veehouderij.
Bronnen
- CBS (2009). Statline: Landbouw; gemeente, 1980-2000. CBS, Den Haag.
- CBS (2014). Statline: Bodemgebruik; naar gebruiksvorm en gemeente. CBS, Den Haag.
- CBS (2014). Statline: Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar hoofdbedrijfstype, regio. CBS, Den Haag.
Relevante informatie
- Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven, 2000-2023
- Productiewaarde land- en tuinbouw, 1995-2015
- Megabedrijven in de landbouw, 1999-2011
- Meer gegevens over de land- en tuinbouw is te vinden in de databank StatLine van het CBS.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Land- en tuinbouw: ruimtelijke spreiding, grondgebruik en aantal bedrijven, 1980-2013
- Omschrijving
- Locatie van individuele land- en tuinbouwbedrijven, waarbij zes hoofdbedrijfstypes worden onderscheiden: akkerbouwbedrijven, tuinbouwbedrijven, blijvende teeltbedrijven, graasdierbedrijven, hokdierbedrijven en combinatiebedrijven.
Verdeling van het aantal land- en tuinbouwbedrijven naar hoofdbedrijfstype per provincie (2013), waarbij zes hoofdbedrijfstypes worden onderscheiden: akkerbouwbedrijven, tuinbouwbedrijven, blijvende teeltbedrijven, graasdierbedrijven, hokdierbedrijven en combinatiebedrijven.
Ontwikkeling van het aantal land- en tuinbouwbedrijven naar hoofdbedrijfstype 2000-2013, waarbij zes hoofdbedrijfstypes worden onderscheiden: akkerbouwbedrijven, tuinbouwbedrijven, blijvende teeltbedrijven, graasdierbedrijven, hokdierbedrijven en combinatiebedrijven.
Relatieve verdeling van het agrarisch grondgebruik per provincie (1 april 2013) naar acht categorieën gewassen: grasland, aardappelen, granen, suikerbieten, overige akkerbouwgewassen, groenvoedergewassen, tuinbouw open grond en tuinbouw onder glas.
Ontwikkeling van het agrarisch grondgebruik in acht categorieën gewassen: grasland, aardappelen, granen, suikerbieten, overige akkerbouwgewassen, groenvoedergewassen, tuinbouw open grond en tuinbouw onder glas. - Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
- Berekeningswijze
- Zie CBS-Landbouwtelling voor algemene informatie.
Voor het bepalen van de locatie van bedrijven is gebruikt gemaakt van de postcode-huisnummer-combinaties van de administratieve adressen (aanschrijfadressen) van de land- en tuinbouwbedrijven in de Landbouwtelling (LBT-NAW-bestand). De X- en Y-coördinaten (in het Rijksdriehoeksstelsel) zijn vervolgens overgenomen uit het ACN-bestand van het Kadaster (ACN = Adrescoördinaten Nederland). Het ACN-bestand bevat de X- en Y-coördinaten van alle postafgiftepunten van TNT Post.
Aan administratieve adressen buiten Nederland en aan postbus-adressen konden op deze manier geen X- en Y-coördinaten toegekend worden.
Het ACN-bestand bevat alle postadressen in Nederland, maar heeft nog geen complete dekking. Waar mogelijk zijn ontbrekende X- en Y-coördinaten geïmputeerd door te "hotdecken", waarbij in dit geval de ontbrekende coördinaten werden vervangen door het gemiddelde van de coördinaten van de adressen van de directe buren, die dan wel dezelfde postcode moeten hebben. - Basistabel
- Aandeel van land- en tuinbouw in bodemgebruik van Nederland: Statline: Bodemgebruik; naar gebruiksvorm en gemeente.
Spreiding van land- en tuinbouwbedrijven naar hoofdbedrijfstype: combinatie van Landbouwtelling met ACN-bestand (ACN = Adrescoördinaten Nederland).
Verdeling van het aantal landbouwbedrijven naar hoofdbedrijfstype per provincie (2013): Statline: Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar hoofdbedrijstype, regio
Ontwikkeling van het aantal landbouwbedrijven naar hoofdbedrijfstype (2000-2013): Statline: Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar hoofdbedrijfstype, regio
Verdeling van agrarisch ruimtegebruik per provincie (2013): Statline: Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar hoofdbedrijfstype, regio
Ontwikkeling van het agrarisch ruimtegebruik (1980-2000): Statline: Landbouw; gemeente, 1980-2000
Ontwikkeling van het agrarisch ruimtegebruik (2000-2013): Statline: Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar hoofdbedrijfstype, regio - Geografische verdeling
- Nederland, provincies, landbouwgebieden, gemeenten.
- Andere variabelen
- Aantallen bedrijven, gewassen, grondgebruik.
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks.
- Achtergrondliteratuur
- Zie voor de methodenbeschrijving de tabeltoelichting van de landbouwtellingstabellen op StatLine.
- Opmerking
- De teeltoppervlaktes van de gewassen hebben als peildatum 15 mei van het referentiejaar.
Met ingang van 1986 is de volgende inhoudelijke wijziging doorgevoerd:
De uien en erwten (groen te oogsten) vanaf 1986 opgenomen onder de akkerbouw. Voor 1986 werden deze opgenomen onder tuinbouw open grond.
Met ingang van 2000 zijn de volgende inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd:
Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer worden niet meer tot de populatie van de Landbouwtelling gerekend. Reden hiervoor is dat deze bedrijven geen agrarische productie leveren.
De afzonderlijke producten (dieren, gewassen) worden voor de bedrijfstypering en presentatie ingedeeld in productgroepen. Bij deze producttoedeling is volledig aangesloten op de EU-richtlijnen. De oude tabel week op een (beperkt) aantal punten hiervan af. Hierdoor treden enkele verschuivingen op, de belangrijkste is dat braak en tijdelijk grasland nu bij akkerbouwgewassen worden geteld; tot 2000 waren deze als afzonderlijke onderwerpen bij grondgebruik ondergebracht.
Groenten werden voor 2006 verdeeld in akkerbouwmatig en tuinbouwmatig geteelde groenten (afhankelijk van de vruchtwisseling en de verdere verwerking). Tot 2006 golden voor een aantal groenten daarom twee verschillende bss-normen, afhankelijk van areaalgrootte. Met ingang van 2006 worden groenten ingedeeld naar akkerbouwgroenten en tuinbouwgroenten. De akkerbouwmatige geteelde groenten zijn opgenomen bij de akkerbouw. Het betreft hier suikermaïs, tuinbonen (groen te oogsten), boerenkool, knolselderij, koolraap, kroten, kruiden, wortelgewassen, schorseneren, spinazie, stamsperziebonen, waspeen, winterpeen en witlofwortelen. In de basistabel voor 2000-2013 is deze wijziging ook voor de jaren 2000-2005 doorgevoerd. Er wordt in de betreffende basistabel dus geen onderscheid meer gemaakt tussen groenten akkerbouwmatig en groenten tuinbouwmatig.
De peildatum is 15 mei (van het referentiejaar) voor de gewassen en 1 april (van het referentiejaar) voor de dieren en de overige variabelen. - Betrouwbaarheidscodering
- A (Integrale waarneming)
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Land- en tuinbouw: ruimtelijke spreiding, grondgebruik en aantal bedrijven, 1980-2013 (indicator 2119, versie 05,