Biologische landbouw: aantal bedrijven en areaal, 1991-2013

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

In 2013 telt Nederland 49,4 duizend hectare biologische landbouwgrond, dat is 2,0 procent meer dan het jaar ervoor. Daarmee wordt op 2,7 procent van het totale landbouwareaal biologisch geboerd. Ruim 41 procent van de biologische landbouwbedrijven is een graasdierbedrijf.

Areaal biologische landbouwgrond neemt langzaam toe

De sterke groei van het areaal biologische landbouwgrond aan het einde van de jaren negentig van de vorige eeuw zet zich vanaf 2004 niet verder door. Tussen 2004 en 2009 is er sprake van slechts een geringe toename van het areaal. Vooral in 2010 maar ook in 2011 trok de groei weer aan om daarna toch weer af te zwakken. In 2013 is er ruim 49 duizend hectare biologische landbouwgrond in Nederland. Dit is 6,5 duizend hectare (ruim 15 procent) meer dan in 2009.

Areaal per provincie

De provincies Flevoland (16 procent), Gelderland en Friesland (beide 13 procent) hebben in 2013 het grootste aandeel in het totale areaal biologische landbouwgrond in Nederland. Het biologisch areaal is in mindere mate aanwezig in Limburg (2 procent), Zeeland (3 procent), Zuid-Holland en Utrecht (beide 5 procent). De andere vijf provincies dragen elk zo'n 7 à 10 procent bij.

Vooral graasdierbedrijven

In 2013 zijn er 1 440 biologische landbouwbedrijven. Op 41 procent van de biologische bedrijven worden graasdieren gehouden: runderen, schapen en geiten. Van het totaal aantal biologische bedrijven hebben het combinatiebedrijf (gemengd bedrijf) en het akkerbouwbedrijf beide een aandeel van 13 procent. Het tuinbouwbedrijf heeft zelfs een aandeel van 15 procent; 12 procent is een hokdierbedrijf en 6 procent een blijvende teeltbedrijf.
In de gangbare landbouw gaat het in 54 procent van de gevallen om graasdierbedrijven, gevolgd door akkerbouwbedrijven met 18 procent, tuinbouwbedrijven met 13 procent, hokdierbedrijven met 8 procent, combinatiebedrijven met 5 procent en blijvende teeltbedrijven met 2 procent.
In de biologische land- en tuinbouw komen het combinatiebedrijf en blijvende teeltbedrijf dus ongeveer driemaal zo vaak voor als bij de gangbare land- en tuinbouw.

Spreiding van de bedrijven

De landelijke spreiding van de biologische bedrijven volgt ruwweg de landelijke spreiding van alle (biologische en gangbare) bedrijven samen. De grootste verschillen in 2013 zijn te vinden in de provincies Flevoland en Noord-Brabant. In Flevoland is het aandeel van de biologische bedrijven (10 procent) viermaal zo groot als het aandeel van de gangbare bedrijven. Daarentegen is in Noord-Brabant het aandeel van de biologische bedrijven (eveneens 10 procent) bijna de helft kleiner dan het aandeel van de gangbare bedrijven.

Certificering

Bij de biologische landbouw wordt geen gebruik gemaakt van kunstmest en chemische gewasbeschermingsmiddelen. Daarnaast zijn er voorschriften voor het gebruik van krachtvoer en diergeneesmiddelen en voor de mogelijkheid voor dieren om naar buiten te gaan. Een landbouwbedrijf mag pas de producten als biologisch verkopen als het een omschakelingsperiode van één tot twee jaar heeft ondergaan en aan de normen van een biologisch certificeringsinstantie heeft voldaan.

Geen specifiek beleid meer

Het beleid dat tot 2011 werd gevoerd is tot een einde gekomen, omdat de biologische landbouw is uitgegroeid tot een innovatieve, robuuste sector met een professionele ketenorganisatie (Bionext). Het specifieke beleid voor de sector is omgezet in regulier beleid. De sector kan, net als andere sectoren aanspraak maken op generieke middelen van de overheid.

Biologische landbouw in andere Europese landen

In 2012 bedraagt het aandeel van de biologische landbouw in het totale Nederlandse landbouwareaal 2,6 procent. In vergelijking met andere Europese landen is de biologische landbouwsector in ons land klein. Het aandeel biologische landbouwgrond in het totale landelijke landbouwareaal was flink groter in Oostenrijk (18,6 procent), Zweden (15,8 procent), Estland (14,9 procent) en Tsjechië (13,1 procent) (Eurostat, 2014).

Bronnen

Relevante informatie

  • Ook bij Bionext is er veel informatie te vinden over biologische landbouw.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Biologische landbouw: aantal bedrijven en areaal
Omschrijving
Deze indicator geeft een overzicht van het aantal bedrijven en het areaal biologische land- en tuinbouw naar sector, alsmede een overzicht van de locaties van biologische landbouwbedrijven naar sector.
Als sectoren worden zes hoofdbedrijftypes onderscheiden: tuinbouwbedrijven, blijvende teelbedrijven, hokdierbedrijven, akkerbouwbedrijven, graasdierbedrijven en combinatiebedrijven.
Biologische land- en tuinbouwbedrijven zijn bedrijven die (gedeeltelijk) een door Skal gecontroleerde biologische productiewijze toepassen en/of (gedeeltelijk) in omschakeling zijn naar een gecontroleerde biologische productiewijze.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
Aantal bedrijven en areaal
Tot en met 2004 zijn de cijfers over het aantal bedrijven en het areaal biologische landbouwgrond jaarlijks door het CBS samengesteld op basis van de Landbouwtelling en een aanvullende enquête onder biologische boeren. In 2005 is de aanvullende enquête afgeschaft om de administratieve lastendruk bij de boeren te verlagen.
De cijfers over 2005 en 2006 zijn samengesteld louter op basis van de Landbouwtelling. Zonder een aanvullende enquête zijn deze cijfers minder nauwkeurig dan de cijfers van 2004 en eerder.
De cijfers vanaf 2007 zijn door het CBS samengesteld op basis van de Landbouwtelling en aanvullende informatie uit het SKAL-register met biologische landbouwbedrijven. Vanaf 2011 zijn de uitkomsten uitsluitend samengesteld op basis van de Landbouwtelling.
Uit de Landbouwtelling worden gegevens verkregen over de populatie bedrijven met een biologische productiewijze. De Landbouwtelling is een integrale enquête onder alle Nederlandse landbouwbedrijven met een economische omvang boven een zekere drempelwaarde. Die drempelwaarde is 3 NGE (Nederlandse Grootte Eenheid) tot en met het peiljaar 2009, en 3000 euro SO (Standaard Opbrengst) vanaf het peiljaar 2010. De peildatum van de telling is 15 mei (van het referentiejaar) voor de gewassen en 1 april (van het referentiejaar) voor de dieren en overige variabelen. Het artikel Landbouwtelling (CBS, 2010) geeft een korte beschrijving van de onderzoeksmethode.
Locaties van bedrijven
Voor het bepalen van de locatie van biologische bedrijven is gebruik gemaakt van de postcode-huisnummer-combinaties van de administratieve adressen (aanschrijfadressen) van de land- en tuinbouwbedrijven in de Landbouwtelling. De X- en Y-coördinaten zijn vervolgens overgenomen uit het ACN-bestand van het Kadaster (ACN = Adrescoördinaten Nederland). Het ACN-bestand bevat de X- en Y-coördinaten van alle postafgiftepunten van TNT Post. Aan administratieve adressen buiten Nederland en aan postbus-adressen konden op deze manier geen X- en Y-coördinaten toegekend worden. Het ACN-bestand bevat alle postadressen in Nederland, maar heeft nog geen complete dekking. Waar mogelijk zijn ontbrekende X- en Y-coördinaten geïmputeerd door te "hotdecken", waarbij in dit geval de ontbrekende coördinaten werden vervangen door het gemiddelde van de coördinaten van de adressen van de directe buren, die dan wel dezelfde postcode moeten hebben.
Geografische verdeling
Er zijn gegevens voor Nederland, landsdelen, provincies, COROP-gebieden, landbouwgebieden en groepen van landbouwgebieden
Andere variabelen
Voor de jaren t.e.m. 2004 zijn er gegevens over aantal bedrijven naar hoofdbedrijfstype, naar bedrijfsgrootte, naar leeftijd bedrijfshoofd en naar grondgebruik. Verder zijn er gegevens over de oppervlakten landbouwgrond naar grondgebruik, hoofdbedrijfstype en bedrijfsgrootte. Tenslotte zijn er per sector gegevens over het aantal bedrijven en oppervlakte landbouwgrond per gewas en aantal stuks vee.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Opmerking
De gegevens over het aantal bedrijven en areaal biologische landbouw in deze indicator worden anders gepresenteerd dan in de StatLine-tabel voor de jaren 2011 en daarop volgend (CBS, 2014). Dit is een gevolg van het toepassen van de bedrijfstypering in het Compendium, terwijl dit niet gedaan wordt in de Statline-tabel. In de StatLine-tabel worden alle bedrijven die iets doen aan bv. akkerbouw geteld als 'bedrijf met akkerbouw'. Echter dergelijke bedrijven kunnen daarnaast bv. ook koeien hebben en daarom ook geteld worden als 'bedrijf met graasdieren'. Dit verklaart ook waarom in de StatLine-tabel de som van alle bedrijven niet optelt tot het totaal aantal, maar hoger uitvalt. In het CLO worden bedrijven steeds toegerekend naar slechts één bedrijfstype; dit gebeurt volgens de landbouwactiviteit die voor het bedrijf op dat moment de belangrijkste is. De hier gepresenteerde CBS-cijfers over biologische landbouw omvatten alleen de bij landbouwbedrijven aanwezige arealen (dus niet die van natuurbeheerders e.d.). Andere organisaties (SKAL, LEI, Eurostat) nemen deze gronden wel mee in hun areaalcijfers over biologische landbouw.
Betrouwbaarheidscodering
A (integrale enquête) voor de jaren 1991 t.e.m. 2004, 2011,2012.
D (schatting op basis van een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake) voor de jaren 2005 en 2006.
C (schatting op basis van een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd) voor het jaar 2007, 2009 en 2010.
A (integrale enquête) voor de gegevens over de locatie van bedrijven (afgezien van incomplete dekking ACN).

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
21
Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Biologische landbouw: aantal bedrijven en areaal, 1991-2013 (indicator 0011, versie 13,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.