Relatie ontwikkelingen emissies en luchtkwaliteit, 1990 - 2013

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Met luchtkwaliteitsmetingen kan men trends in emissies en daaruit berekende concentraties valideren. Het blijkt dat zowel de emissies als de gemeten concentraties van stikstofoxiden, zwaveldioxide en fijn stof tussen 1993 en 2013 overeenkomstig dalen. Voor ammoniak (NH3) gold dit in het begin van deze periode ook. De laatste jaren lijkt de gemeten NH3-concentratie echter niet meer te dalen terwijl er wel een voortgaande daling in de NH3-emissie is te zien (zie ook indicator emissies naar lucht).

Stikstofoxiden (NOx)

Het meerjarige NOX-concentratieverloop in drukke straten komt overeen met de dalende trend van de NOx-verkeersemissies in de bebouwde kom. Daarnaast dalen de gemeten grootschalige NOX-concentraties ook met hetzelfde tempo als de landelijke emissies.

Zwaveldioxide (SO2)

Zwaveldioxide (SO2) verblijft langer in de atmosfeer en verspreidt zich daardoor over een groter gebied. De SO2-emissies van onze buurlanden in Noordwest-Europa bepalen dan ook een groot deel van de concentratiebijdrage. Zowel deze emissies als de gemeten concentraties van SO2 dalen even sterk.

Fijn stof (PM10)

Bij fijn stof (PM10) is het verband tussen emissies en concentraties minder eenvoudig. Zo zijn emissies van natuurlijke bronnen niet goed bekend. Toch komen de dalende trends vrij goed overeen wanneer de secundaire bijdrage gevormd uit reacties van NOx, NH3 en SO2 wordt verwerkt in de emissies. De van jaar-tot-jaar variërende meteorologische omstandigheden dragen bij aan zichtbare fluctuaties in gemeten concentraties.

Ammoniak (NH3)

Vanaf de jaren negentig daalt de gerapporteerde NH3-emissie. De gemeten NH3-concentratie is in het begin van deze periode ook gedaald. Over de periode 2005-2013 zijn de NH3-concentraties* echter gelijk gebleven, terwijl de emissies wel zijn gedaald. De reden voor dit uiteenlopen van de trends is nog niet duidelijk en wordt verder onderzocht.
*Voor 2005-2013 zijn voor de berekening van de gemiddelde ammoniakconcentraties zowel meetlocaties van het Landelijk Meetnet Lucht (LML) als van het Meetnet Ammoniak Natuurgebieden (MAN) gebruikt.

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Relatie ontwikkelingen emissies en milieukwaliteit
Omschrijving
Verloop van de concentratie en emissies van stikstofoxiden, zwaveldioxide, fijn stof en ammoniak
Verantwoordelijk instituut
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (metingen, emissies)
Berekeningswijze
Voor het jaar 2013 zijn voorlopige emissiecijfers gebruikt.NOx: Concentratiebijdrage van stedelijk verkeer is bepaald door het verschil tussen gemiddelde concentratie van verkeersbelaste en van regionale stations (LML). Emissies van binnenstedelijk verkeer uit de Emissieregistratie (2014).SO2: Gemiddelde concentratie op regionale stations (LML), Emissies in Nederland (ER, 2014) en NW-Europa (EMEP, 2013).PM10: Gemiddelde gemeten concentraties op regionale stations (LML). Gewogen emissies van Nederland (ER) en Europa (EMEP) van primair fijn stof, NOx, SO2 en NH3. Weging op basis van OPS berekeningen voor secundair PM10.NH3: Voor de periode tot 2005 gemiddelde van de meetpunten van het LML. Vanaf 2005 het gewogen gemiddelde van de meetpunten van het LML en de gebiedsgemiddelden van het MAN..Emissieberekeningen op basis van gerapporteerde dieraantallen, mestcijfers en verplicht gestelde milieumaatregelen (ER, 2014).

Het LML bestaat voor NH3 uit acht stations. Drie daarvan liggen in gebieden met veel intensieve veehouderij. Door oververtegenwoordiging van deze belaste gebieden ligt de gemiddelde concentratie van de LML-stations hoger dan die van de MAN-meetpunten.Het MAN bestaat uit 236 meetpunten in Natura2000-gebieden in Nederland. Deze gebieden zijn gevoelig voor vermesting door stikstofdepositie. Tot 2012 bestond het meetnet voornamelijk uit gebieden op de zandgronden in het oosten en zuiden van ons land en langs de kust. Omdat de meetpunten in het MAN verder van belaste gebieden liggen, zijn daar gemeten NH3-concentraties gemiddeld lager dan van de LML-stations.Berekeningswijze van gebiedsgemiddelden: eerst per individueel meetpunt bepaling van maandgemiddelden, daaruit afleiding van een jaargemiddelde. Voor meetpunten binnen een gebied wordt het jaargemiddelde gecombineerd tot een gebiedsgemiddelde.De 31 gebiedsgemiddelden met meetreeks vanaf 2005 combineren met de resultaten van de meetpunten van het LML tot een gewogen gemiddelde ammoniakconcentratie.
Basistabel
Gegevens van de Emissieregistratie en het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
Emissies van andere Europese landen van EMEP database
Verschijningsfrequentie
Eenmaal per jaar
Achtergrondliteratuur
Matthijsen en Visser (2006), Van Pul et al (2008)
Betrouwbaarheidscodering
Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Relatie ontwikkelingen emissies en luchtkwaliteit, 1990 - 2013 (indicator 0081, versie 11,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.