Afval van huishoudens per inwoner, 1950-2022

Door de toegenomen welvaart is de hoeveelheid huishoudelijk afval per inwoner sinds 1950 bijna verviervoudigd. Ook de samenstelling van het afval is sterk veranderd.

Huishoudelijk afval neemt verder af

De hoeveelheid huishoudelijk afval per inwoner is sinds 1950 bijna verviervoudigd. Na 2007 neemt de hoeveelheid afval per inwoner jaarlijks af maar in 2014 neemt de hoeveelheid weer licht toe. In de jaren daarna laat die hoeveelheid huishoudelijk een licht stijgende tendens zien om in 2020 fors toe te nemen doordat mensen door corona meer thuis waren en meer afval thuis weggooiden. In 2021 nam de hoeveelheid per inwoner weer af. In 2022 daalde dit nog verder naar een niveau dat voor het laatst werd gezien in de jaren negentig van de vorige eeuw.

Hoeveelheid afval ontwikkelt zich parallel aan economie

Er lijkt een verband te bestaan tussen de hoeveelheid afval en de ontwikkeling van de economie. In de afgelopen zestig jaar zijn een aantal periodes geweest waarin de hoeveelheid afval weinig of niet is gegroeid (o.a. oliecrisis begin jaren zeventig, recessie in de jaren tachtig). Ook is zichtbaar dat tijdens de economische groei van de jaren zestig en de tweede helft van de jaren negentig de hoeveelheid afval toeneemt. Mogelijk is de daling in de hoeveelheid afval tussen 2008 en 2013 deels een gevolg van de economische crisis. In 2020 werd dit verband gemaskeerd doordat mensen nu meer afval thuis weggooiden. Ook voor 2022 is het verband lastig te zien omdat de hoeveelheid afval daalde terwijl de economie groeide.

Samenstelling veranderd

De samenstelling van het afval is tussen 1950 en 2022 sterk veranderd. Zo bestond het afval tot in de jaren zestig van de vorige eeuw voor een deel uit relatief zwaar kolenas. Door de sterke toename van de hoeveelheid (lichte) kunststoffen in het afval is de toename in volume groter dan de hier weergegeven gewichtstoename.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Afval van huishoudens per inwoner
Omschrijving
Tijdreeks vanaf 1950 voor de totale hoeveelheid huishoudelijk afval geproduceerd per inwoner (index 1950 = 100).
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
Definities van de genoemde afvalstromen en informatie over de wijze waarop de gegevens tot stand zijn gekomen zijn te vinden in het artikel Statistiek gemeentelijk afval; opzet van het onderzoek (CBS, 2004).
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
Er zijn gegevens over de diverse afvalstromen, de wijze van inzameling en de inzamelende instantie. De gegevens zijn beschikbaar voor Nederland, per provincie, per gemeente, naar mate van stedelijkheid van de gemeenten en naar grootte van de gemeenten.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Opmerking
De gegevens over huishoudelijk afval in het Compendium voor de Leefomgeving wijken af van die het CBS publiceert in de databank StatLine (CBS, 2018b). Dit verschil komt door:
- Het afval dat door derden is ingezameld: dit afval (vooral wit- en bruingoed dat via de detailhandel is ingezameld en oud papier en karton) is wel in het Compendium voor de Leefomgeving inbegrepen maar niet in de cijfers in de StatLine-publicatie.
- Het verbouwingsafval (zoals puin, hout, metalen en vlakglas). In de StatLine-tabel is al het door gemeenten ingezamelde verbouwingsafval toegerekend aan het afval van huishoudens. Voor het bepalen van de cijfers in het Compendium voor de Leefomgeving is maar een deel van dit afval toegedeeld aan de huishoudens. Reden daarvoor is dat een deel van dit afval niet door huishoudens maar door bedrijven is afgegeven. Het gaat daarbij vooral om aannemersbedrijven die hun verbouwingsafval afgeven bij milieustraten. In het verleden is daarom tussen het RIVM en CBS afgesproken dat 50 procent van het verbouwingsafval aan het huishoudelijk afval wordt toegerekend. In het onderzoek over 2003 is navraag gedaan naar het acceptatiebeleid van verbouwingsafval van bedrijven door gemeenten. Daaruit bleek dat ongeveer 85 procent van het door de gemeenten ingezameld verbouwingsafval afkomstig is van huishoudens. Dat het aandeel van de huishoudens hoger ligt komt onder andere door een strikter acceptatiebeleid van milieustraten. Steeds meer milieustraten accepteren geen afval meer van bedrijven. Gezien deze ontwikkeling is in overleg tussen het toenmalige Ministerie van VROM, Uitvoering Afvalbeheer en het CBS afgesproken om met terugwerkende kracht het aandeel van huishoudens te laten toenemen van 50 naar 85 procent. Voor 2000 en eerder wordt het oude percentage van 50 procent gehanteerd. In 2001, 2002 en 2003 stijgt dit percentage naar respectievelijk 60, 70 en 80 procent. Voor 2004 en later wordt 85 procent van het verbouwingsafval aan het huishoudelijk afval toegerekend.
Het CBS ontvangt nog regelmatig aanvullingen en correcties over de gegevens van oudere jaren. Daarom hebben de cijfers over de jaren 2019, 2020 en 2021 de status 'nader voorlopig'. Ze kunnen nog worden aangepast maar de omvang van die aanpassing zal beperkt zijn.
Betrouwbaarheidscodering
Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representa-tiviteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
35
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
34
versie‎
33
versie‎
23
versie‎
22
versie‎
21
versie‎
19
versie‎
18
versie‎
17
versie‎
13
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
05
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Afval van huishoudens per inwoner, 1950-2022 (indicator 0144, versie 35,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.