Bruto elektriciteitsproductie en inzet energiedragers, 1998-2024
In 2024 was de totale bruto elektriciteitsproductie 1,5 procent hoger dan in 2023. De afgelopen jaren is de bijdrage van fossiele brandstoffen in de elektriciteitsproductie sterk gedaald ten gunste van hernieuwbare energiedragers. Deze trend heeft zich in 2024 doorgezet. Kwam in 2016 nog 81 procent van de totale elektriciteitsproductie uit fossiele brandstoffen, in 2024 was dit 45 procent. De relatieve bijdrage van elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiedragers steeg in die jaren van 13 procent naar 50 procent.
Inzet van brandstoffen bij elektriciteitsproductie
In 2024 is in totaal 631 PJ (nader voorlopig cijfer) aan energiedragers ingezet voor de Nederlandse elektriciteitsproductie. De inzet is daarmee 6 procent lager dan in 2023. De inzet daalde bij zowel de fossiele brandstoffen steenkool en aardgas als bij biomassa.
Inzet van fossiele brandstoffen
In 2024 kwam 74 procent van alle brandstofinzet ten bate van de elektriciteitsproductie uit fossiele brandstoffen. Aardgas en steenkool werden hiervan het meest ingezet, met respectievelijk aandelen van 58 procent en 10 procent.
Naast fossiele brandstoffen werden biomassa (14%), kernenergie (6%) en andere energiedragers (6%) ingezet bij de productie van elektriciteit.
Productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiedragers
In 2024 kwam 50 procent van de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiedragers. Elektriciteit uit windenergie (27%) en zonne-energie (17%) dragen het meest bij aan hernieuwbare elektriciteit. Daarnaast wordt er ook hernieuwbare elektriciteit uit biomassa geproduceerd (5%). Waterkracht neemt in Nederland een beperkte plaats in. Bij de inzet voor hernieuwbare elektriciteit wordt alleen de inzet van biomassa meegeteld. Elektriciteit uit zon-, wind-, en waterkracht wordt direct gewonnen uit deze energiedragers en telt derhalve niet mee bij de inzet.
Warmteproductie
Bij het verbranden van energiedragers voor de productie van elektriciteit ontstaat warmte. Een deel hiervan wordt nuttig gebruikt met behulp van warmtekrachtkoppelingsinstallaties (WKK). Deze warmte wordt bijvoorbeeld gebruikt voor procesverwarming in de industrie, kasverwarming in de glastuinbouw en stadsverwarming. In 2024 is de productie van nuttig gebruikte warmte uit WKK nagenoeg gelijk aan die in 2023.
Toelichting elektriciteit- en warmteproductie
Elektriciteit wordt in Nederland voor een groot deel opgewekt in elektriciteitscentrales. Daarnaast wordt elektriciteit ook decentraal geproduceerd door de industrie, energiebedrijven, glastuinbouw en gezondheidszorg in onder andere warmtekrachtinstallaties (WKK). Met name bij de industrie is de eigen energievoorziening veelal in een afzonderlijk bedrijf ondergebracht. Zo'n bedrijf is veelal een joint-venture van een energiebedrijf en een onderneming.
Toelichting centrale en decentrale elektriciteitsproductie
Centrale productie van elektriciteit betreft de productie van elektriciteit door thermische of nucleaire centrales die regulier leveren aan het landelijke hoogspanningsnet. Dit worden ook wel de elektriciteitscentrales genoemd. Het landelijke hoogspanningsnet wordt beheerd door TenneT en bestaat uit de netten met een spanning van 110 kV en hoger.
Alle overige elektriciteitsproductie betreft decentrale productie: productie door thermische installaties die leveren aan een bedrijfsnetwerk of aan het openbare midden- of laagspanningsnet (lager dan 110 kV), plus alle productie van elektriciteit uit windenergie, waterkracht en zonne-energie. Decentrale thermische installaties staan opgesteld in bijvoorbeeld de glastuinbouw, voedings- en genotsmiddelenindustrie, papierindustrie, chemie, gezondheidszorg en afvalverbranding.
Thermische centrales wekken elektriciteit op door het verbranden van brandstoffen als aardgas, steenkool en biomassa. Nucleaire centrales (kerncentrales) wekken elektriciteit op met de warmte die vrijkomt bij splitsing van atoomkernen in een kernreactor.
Bronnen
- CBS. Productiemiddelen elektriciteit (korte onderzoekbeschrijving). CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS. Nederlandse energiehuishouding (NEH) (korte onderzoekbeschrijving). CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2015). Elektriciteit in Nederland. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2024). Hernieuwbare energie in Nederland 2023. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2025). Elektriciteit en warmte; productie en inzet naar energiedrager. CBS, Den Haag / Heerlen.
Relevante informatie
- Meer informatie over het verbruik van energiedragers is te vinden in de databank StatLine van het CBS.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
Inzet energiedragers en bruto elektriciteitsproductie
- Omschrijving
Ontwikkeling van de inzet van energiedragers bij de elektriciteitsproductie en ontwikkeling van de bruto hoeveelheid geproduceerde elektriciteit en warmte. Voor de inzet wordt alleen de inzet van brandstoffen gerapporteerd die verbruikt worden voor de productie van elektriciteit en bijkomende warmte. De elektriciteit die wordt geproduceerd uit zon, wind, en waterkracht wordt direct gewonnen en telt daarom niet mee bij de inzet.
- Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
- Berekeningswijze
Berekening op basis van enkele maand-, kwartaal- en jaarenquêtes van het CBS en registraties van diverse instellingen als TenneT, Gasunie en Energie-Nederland. Meer informatie vindt u in de korte onderzoekbeschrijvingen Nederlandse energiehuishouding (NEH) (CBS) en Productiemiddelen elektriciteit (CBS).
- Basistabel
StatLine: Elektriciteit en warmte; productie en inzet naar energiedrager (CBS, 2025).
- Geografische verdeling
Nederland
- Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
Elektriciteit in Nederland (CBS, 2015)
- Betrouwbaarheidscodering
- Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2025). Bruto elektriciteitsproductie en inzet energiedragers, 1998-2024 (indicator 0019, versie 29, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.