Inzet energiedragers en bruto elektriciteitsproductie, 1990-2012

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Zowel in 2011 als in 2012 is de bruto elektriciteitsproductie in Nederland afgenomen. Bij de fossiele brandstoffen die worden ingezet voor de elektriciteitsproductie treedt een verschuiving op van aardgas naar steenkool.

Inzet van brandstoffen bij elektriciteitsproductie

In 2012 is in totaal 943 PJ (voorlopig cijfer) aan brandstoffen ingezet voor de Nederlandse elektriciteitsproductie. De inzet van brandstoffen is daarmee in 2012 ruim 6 procent lager dan in het jaar ervoor. Vooral aardgas is minder ingezet. Deze inzet daalde met bijna 16 procent. De inzet van steenkool nam toe met ruim 16 procent.
82 procent van alle brandstofinzet ten bate van de elektriciteitsproductie kwam in 2012 uit fossiele brandstoffen. Aardgas en steenkool zijn hiervan het meest ingezet, met aandelen van 54 procent en 22 procent respectievelijk. Stookolie en overige fossiele brandstoffen namen de resterende 6 procent voor hun rekening.
Naast fossiele brandstoffen werden biomassa (9 procent), kernenergie (4 procent) en andere energiedragers ingezet (5 procent) bij de productie van elektriciteit.

Inzet van andere energiedragers bij elektriciteitsproductie

Naast de hierboven genoemde brandstoffen is in 2012 in totaal 33 PJ (voorlopig cijfer) aan vooral windenergie en elektriciteit, en in veel mindere mate aan zonne-energie en waterkracht ingezet bij de elektriciteitsproductie

Inzet van hernieuwbare energiedragers

In 2012 nemen hernieuwbare energiedragers 12 procent (voorlopig cijfer) van de totale elektriciteitsproductie voor hun rekening. Naast biomassa draagt vooral windenergie bij aan de productie van hernieuwbare elektriciteit. Elektriciteit uit zon en waterkracht neemt in Nederland een zeer beperkte plaats in.

Elektriciteitsproductie

De bruto elektriciteitsproductie is in 2011 met 4 procent gedaald ten opzichte van 2010. In 2012 neemt de productie verder af met 10 procent tot 367 PJ ofwel 102 miljard kWh (voorlopige cijfers). Van de elektriciteitsproductie in 2012 komt 62 procent uit elektriciteitscentrales en 38 procent uit decentraal geplaatste installaties bij onder andere de industrie, landbouw en gezondheidszorg.

Warmteproductie

Bij het verbranden van energiedragers voor de productie van elektriciteit ontstaat warmte. Een deel hiervan wordt nuttig gebruikt. Deze warmte wordt bijvoorbeeld gebruikt voor procesverwarming in de industrie, kasverwarming in de glastuinbouw en stadsverwarming. De productie van nuttig gebruikte warmte daalde in 2012 met bijna 4 procent ten opzichte van 2011.

Toelichting elektriciteit- en warmteproductie

Elektriciteit wordt in Nederland voor een groot deel opgewekt in elektriciteitscentrales. Daarnaast wordt elektriciteit ook decentraal geproduceerd door de industrie, energiebedrijven, glastuinbouw en gezondheidszorg in onder andere warmtekrachtinstallaties (WKK). Met name bij de industrie is de eigen energievoorziening veelal in een afzonderlijk bedrijf ondergebracht. Zo'n bedrijf is veelal een joint-venture van een energiebedrijf en een onderneming.

Toelichting centrale en decentrale elektriciteitsproductie

Centrale productie van elektriciteit betreft de productie van elektriciteit door thermische of nucleaire centrales die regulier leveren aan het landelijke hoogspanningsnet. Dit worden ook wel de elektriciteitscentrales genoemd. Het landelijke hoogspanningsnet wordt beheerd door TenneT en bestaat uit de netten met een spanning van 110 kV en hoger.
Alle overige elektriciteitsproductie betreft decentrale productie: productie door thermische installaties die leveren aan een bedrijfsnetwerk of aan het openbare midden- of laagspanningsnet (lager dan 110 kV), plus alle productie van elektriciteit uit windenergie, waterkracht en zonne-energie. Decentrale thermische installaties staan opgesteld in bijvoorbeeld de glastuinbouw, voedings- en genotsmiddelenindustrie, papierindustrie, chemie, gezondheidszorg, en afvalverbranding.
Thermische centrales wekken elektriciteit op door het verbranden van brandstoffen als aardgas, steenkool en biomassa. Nucleaire centrales (kerncentrales) wekken elektriciteit op met de warmte die vrijkomt bij splitsing van atoomkernen in een kernreactor.

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer informatie over het verbruik van energiedragers is te vinden in de databank StatLine van het CBS.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Inzet energiedragers en bruto elektriciteitsproductie
Omschrijving
Ontwikkeling van de inzet van energiedragers bij de elektriciteitsproductie en ontwikkeling van de bruto hoeveelheid geproduceerde elektriciteit en warmte. De cijfers over 2012 zijn (nader) voorlopig.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
Berekening op basis van enkele maand-, kwartaal- en jaarenquêtes van het CBS en registraties van diverse instellingen als TenneT, Gasunie en Energie-Nederland. De artikelen Nederlandse energiehuishouding (NEH) (CBS, 2012a) en Productiemiddelen elektriciteit (CBS, 2012b) geven een korte beschrijving van de onderzoeksmethode.
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Nederlandse energiehuishouding (NEH) (CBS, 2012a).
Productiemiddelen elektriciteit (CBS, 2012b).
Opmerking
In de StatLine-tabel Energiebalans; aanbod, omzetting en verbruik staat o.a. de inzet van energiedragers voor de productie van elektriciteit. In deze tabel worden daarbij alle energiedragers vermeld. De StatLine-tabel Elektriciteit; productie naar energiebron heeft een andere opzet. Deze tabel vermeldt de elektriciteitsproductie uit alle energiedragers, met de bijbehorende inzet van de brandstoffen.
Betrouwbaarheidscodering
B (groot aantal (zeer accurate) metingen)

Archief van deze indicator

Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Inzet energiedragers en bruto elektriciteitsproductie, 1990-2012 (indicator 0019, versie 17,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.