Inzet energiedragers en bruto elektriciteitsproductie, 1990-2013

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

In 2013 daalde de bruto elektriciteitsproductie licht. Deze daling was minder groot dan in 2011 en 2012. Bij de fossiele brandstoffen die worden ingezet voor de elektriciteitsproductie treedt een verschuiving op van aardgas naar steenkool.

Inzet van brandstoffen bij elektriciteitsproductie

In 2013 is in totaal 971 PJ aan brandstoffen ingezet voor de Nederlandse elektriciteitsproductie. De inzet is daarmee 1,6 procent lager dan in 2012. Vooral aardgas en kernenergie zijn minder ingezet. De inzet van aardgas daalde met 14 PJ naar 497 PJ (- 2,8 procent), en die van kernenergie met 11 PJ naar 28 PJ (- 28 procent). De inzet van steenkool en steenkoolproducten nam toe met 8 PJ naar 248 PJ (+ 3,2 procent).

Inzet van fossiele brandstoffen

In 2013 kwam 83 procent van alle brandstofinzet ten bate van de elektriciteitsproductie uit fossiele brandstoffen. Aardgas en steenkool werden hiervan het meest ingezet, met respectievelijk aandelen van 54 procent en 24 procent. Stookolie en overige fossiele brandstoffen nemen de resterende 5 procent voor hun rekening.
Naast fossiele brandstoffen werden biomassa (9 procent), kernenergie (3 procent) en andere energiedragers ingezet (6 procent) bij de productie van elektriciteit.

Inzet van hernieuwbare energiedragers

In 2013 nemen hernieuwbare energiedragers 11 procent van de totale inzet voor de elektriciteitsproductie voor hun rekening. Naast biomassa draagt vooral windenergie bij aan de productie van hernieuwbare elektriciteit. Elektriciteit uit zon en waterkracht neemt in Nederland een zeer beperkte plaats in.

Elektriciteitsproductie

Sinds 2010 is de bruto elektriciteitsproductie met 15 procent gedaald, van 425 naar 363 PJ (ofwel van 118 naar 101 Terawattuur). Van de elektriciteitsproductie in 2013 komt 63 procent uit elektriciteitscentrales en 37 procent uit decentraal geplaatste installaties bij onder andere de industrie, landbouw en gezondheidszorg.

Warmteproductie

Bij het verbranden van energiedragers voor de productie van elektriciteit ontstaat warmte. Een deel hiervan wordt nuttig gebruikt met behulp van warmtekrachtkoppelingsinstallaties (WKK). Deze warmte wordt bijvoorbeeld gebruikt voor procesverwarming in de industrie, kasverwarming in de glastuinbouw en stadsverwarming. In 2013 is de productie van nuttig gebruikte warmte uit WKK 2,5 procent lager dan in 2012.

Toelichting elektriciteit- en warmteproductie

Elektriciteit wordt in Nederland voor een groot deel opgewekt in elektriciteitscentrales. Daarnaast wordt elektriciteit ook decentraal geproduceerd door de industrie, energiebedrijven, glastuinbouw en gezondheidszorg in onder andere warmtekrachtinstallaties (WKK). Met name bij de industrie is de eigen energievoorziening veelal in een afzonderlijk bedrijf ondergebracht. Zo'n bedrijf is veelal een joint-venture van een energiebedrijf en een onderneming.

Toelichting centrale en decentrale elektriciteitsproductie

Centrale productie van elektriciteit betreft de productie van elektriciteit door thermische of nucleaire centrales die regulier leveren aan het landelijke hoogspanningsnet. Dit worden ook wel de elektriciteitscentrales genoemd. Het landelijke hoogspanningsnet wordt beheerd door TenneT en bestaat uit de netten met een spanning van 110 kV en hoger.
Alle overige elektriciteitsproductie betreft decentrale productie: productie door thermische installaties die leveren aan een bedrijfsnetwerk of aan het openbare midden- of laagspanningsnet (lager dan 110 kV), plus alle productie van elektriciteit uit windenergie, waterkracht en zonne-energie. Decentrale thermische installaties staan opgesteld in bijvoorbeeld de glastuinbouw, voedings- en genotsmiddelenindustrie, papierindustrie, chemie, gezondheidszorg, en afvalverbranding.
Thermische centrales wekken elektriciteit op door het verbranden van brandstoffen als aardgas, steenkool en biomassa. Nucleaire centrales (kerncentrales) wekken elektriciteit op met de warmte die vrijkomt bij splitsing van atoomkernen in een kernreactor.

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Inzet energiedragers en bruto elektriciteitsproductie
Omschrijving
Ontwikkeling van de inzet van energiedragers bij de elektriciteitsproductie en ontwikkeling van de bruto hoeveelheid geproduceerde elektriciteit en warmte.
De cijfers over de inzet van energiedragers in 2013 zijn nader voorlopig; die over de productie van elektriciteit en warmte zijn voorlopig. Nader voorlopige cijfers hebben een meer definitieve status dan voorlopige cijfers.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
Berekening op basis van enkele maand-, kwartaal- en jaarenquêtes van het CBS en registraties van diverse instellingen als TenneT, Gasunie en Energie-Nederland. De artikelen Nederlandse energiehuishouding (NEH) en Productiemiddelen elektriciteit geven een korte beschrijving van de onderzoeksmethode.
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Opmerking
In de StatLine-tabel Energiebalans; aanbod, omzetting en verbruik staat o.a. de inzet van energiedragers voor de productie van elektriciteit. In deze tabel worden daarbij alle energiedragers vermeld.
De StatLine-tabel Elektriciteiten warmte; productie en inzet naar energiedrager heeft een andere opzet. Deze tabel vermeldt de elektriciteitsproductie uit alle energiedragers, met de bijbehorende inzet van de brandstoffen.
Betrouwbaarheidscodering
Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representa-tiviteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Inzet energiedragers en bruto elektriciteitsproductie, 1990-2013 (indicator 0019, versie 20,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.