Ruimtegebruik en emissies van broeikasgassen door particuliere consumptie, 1990-2011

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Door een toename van het besteedbare inkomen is de consumptie door huishoudens toegenomen. Dit leidt, samen met een gestage bevolkingsgroei, tot toenemende emissie van broeikasgassen, al groeit die, vooral door efficiëntieverbeteringen, minder sterk dan de consumptie zelf. In 2009 was er een kentering waarneembaar: door de economische krimp in 2009 daalden de consumptie en de daarmee samenhangende CO2-emissie. Ook in 2011 was er een lichte daling in de huishoudelijke consumptie.

Economische groei, huishoudelijke consumptie en milieudruk

Belangrijke drijvende krachten achter de emissie van broeikasgassen en het ruimtegebruik door consumenten (hier samen aangeduid als milieudruk) zijn de omvang van de bevolking en de ontwikkeling van de economie. Economische groei betekent dat er meer goederen en diensten worden geproduceerd, waarvoor veelal meer energie- en grondstoffen nodig zijn. Economische groei vertaalt zich doorgaans ook in een hoger inkomen per inwoner en daarmee een hoger consumptieniveau. Een hogere consumptie gaat op zijn beurt gepaard met een hogere milieudruk, onder andere door meer energie- en ruimtegebruik, in binnen- en buitenland. Maar door efficiëntieverbeteringen groeit de milieudruk wel minder snel dan de consumptie.
Verkeer en vervoer, vakanties, voeding, gas- en elektriciteitsgebruik zijn samen goed voor circa 70% van de totale broeikasgasemissies en 60% van het totale ruimtegebruik (Nijdam et al., 2005). In 2010 was er een consumptiegroei van 0,9% door huishoudens. In 2011 daalde de consumptie met 0,6% (binnenlandse huishoudelijke consumptie)

Consumptieve bestedingen circa 50% toegenomen sinds 1990

De milieudrukveroorzakende activiteiten van consumenten nemen vooral toe door de groei van de consumptieve bestedingen. Sinds 1990 is de voor inflatie gecorrigeerde consumptie (het consumptievolume) met bijna 50% toegenomen, terwijl de bevolking met 12% steeg. In 2010 besteedde de gemiddelde Nederlander 0,9 % meer aan goederen en diensten dan in 2009. In 2011 daalden de consumptieve bestedingen met 0,6%.
Het ruimtegebruik is sinds 2007 licht toegenomen door de inzet van biobrandstoffen in het verkeer.

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer informatie over consumptieve bestedingen zijn te vinden op Statline (CBS);
  • Recente emissiecijfers kunnen in detail bekeken worden op de website van de Emissieregistratie. Verder is via deze site informatie beschikbaar over de methodieken voor het bepalen van emissiecijfers en informatie over wijzigingen in methodieken.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Ruimtegebruik en emissies van broeikasgassen door particuliere consumptie
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
PBL
Berekeningswijze
De volumegroei van consumptieve bestedingen is afkomstig van de conjunctuurgegevens van het CBS. De CO2 emissie van consumptie is afkomstig uit (Nijdam et al., 2005) Het landgebruik is gebaseerd op een procesanalyse van nationale consumptie van agro-grondstoffen (Rood et al., 2004). Daarna zijn er efficiencyverbeteringsfactoren bepaald voor CO2 op basis van energie-efficiencyverbetering in Nederland. Voor het landgebruik zijn de efficiencyverbeteringen in de Europese landbouw gebruikt. Het betreft hier overigens alleen het effect van het bestedingspatroon van huishoudens, dus exclusief overheidsbestedingen.
Basistabel
Data afkomstig van CBS en emissieregistratie
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
12
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Ruimtegebruik en emissies van broeikasgassen door particuliere consumptie, 1990-2011 (indicator 0137, versie 06,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.