Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2008
In 2008 (voorlopig cijfer) is het opgestelde warmtekrachtvermogen ruim 5 procent groter dan in 2007. Vooral het opgestelde warmtekrachtvermogen in de land- en tuinbouw is de laatste jaren spectaculair gegroeid.
1998 | 2000 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008* | |||
MW | ||||||||
Totaal | 8 965 | 9 238 | 10 740 | 11 482 | 12 219 | 12 870 | ||
Centraal bij energiebedrijven | 4 168 | 4 433 | 5 365 | 5 365 | 5 365 | 5 365 | ||
Totaal decentraal | 4 797 | 4 805 | 5 375 | 6 117 | 6 854 | 7 505 | ||
w.v. | Energiebedrijven (incl. joint ventures) | 2 815 | 2 785 | 2 734 | 2 811 | 2 843 | 3 030 | |
Raffinaderijen en winningsbedrijven | 411 | 409 | 404 | 404 | 404 | 404 | ||
Industrie | 940 | 873 | 894 | 896 | 868 | 830 | ||
w.v. | chemie | 395 | 307 | 337 | 351 | 336 | 324 | |
voeding en genotmiddelen | 304 | 317 | 311 | 311 | 300 | 277 | ||
papier | 152 | 157 | 155 | 144 | 144 | 143 | ||
overige industrie | 89 | 92 | 91 | 90 | 88 | 86 | ||
Land- en tuinbouw | 365 | 463 | 955 | 1 578 | 2 244 | 2 747 | ||
Afvalverbranding | 29 | 29 | 134 | 176 | 234 | 239 | ||
Gezondheidszorg en overig | 237 | 246 | 256 | 253 | 261 | 256 | ||
Bron: CBS. | CBS/CLO/jan10/0387 |
Ontwikkeling totale warmtekrachtvermogen
Eind 2008 is het totaal opgestelde WKK-vermogen toegenomen tot 12,9 GW. Ter vergelijking, aan het eind van 2008 is het totaal opgestelde elektriciteitsvermogen in Nederland 24,9 GW.
Groei bij decentrale installaties
Het opgestelde WKK-vermogen is in 2008 met ruim 5 procent toegenomen ten opzichte van 2007. Deze toename is geheel decentraal gerealiseerd. Decentraal groeide het warmtekrachtvermogen met ruim 9 procent. Dit komt vooral door een sterke groei in het opgestelde vermogen aan gasmotoren in de land- en tuinbouw.
Toelichting centrale en decentrale installaties
Het opgestelde warmtekrachtvermogen is uitgesplitst naar een centraal en een decentraal deel. Het centrale deel betreft de installaties binnen de Energiesector die op reguliere basis elektriciteit leveren aan het hoogspanningsnet van netbeheerder TenneT. Het decentrale deel betreft alle andere installaties. De verdeling naar bedrijfstak is gebaseerd op het beheer van de installatie. Een deel van de installaties is opgesteld bij een industrieel bedrijf, maar wordt beheerd door een energiebedrijf. De installaties die vallen onder deze joint ventures worden in het Compendium voor de Leefomgeving tot de Energiesector gerekend.
Relevantie
Het overgrote deel van de opgewekte elektriciteit in Nederland wordt geproduceerd door verbranding van fossiele brandstoffen. De warmte die daarbij ontstaat, kan nuttig worden gebruikt door toepassing van warmtekrachtkoppeling. Het hogere rendement dat daarmee uit de brandstoffen wordt gehaald beperkt de uitstoot van schadelijke stoffen, zoals het broeikasgas CO2. Warmtekrachtkoppeling levert daardoor een belangrijke bijdrage aan het behalen van de doelstellingen zoals geformuleerd in het Kyoto-protocol.
Referenties
- CBS (2007). Nederlandse energiehuishouding (NEH). CBS, Voorburg / Heerlen.
- CBS (2009). StatLine: Productiemiddelen elektriciteit. CBS, Den Haag / Heerlen.
Relevante informatie
- Meer informatie over de productie van duurzame energie is te vinden in de databank StatLine van het CBS.
Technische toelichting
Naam van het gegeven
Opgesteld warmtekrachtvermogen
Omschrijving
Het centrale en decentrale opgestelde warmtekrachtvermogen in Nederland. Het decentraal opgestelde vermogen is uitgesplitst naar bedrijfstak.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
De cijfers worden verkregen uit een jaarlijkse enquête van het CBS onder bedrijven die elektriciteit produceren, aangevuld met enquêtes over duurzame energie, rioolwaterzuiveringsinstallaties en landbouw. Het artikel Nederlandse energiehuishouding (NEH) (CBS, 2007) geeft een korte beschrijving van de onderzoeksmethode.
Basistabel
StatLine: Productiemiddelen elektriciteit (CBS, 2009)
Geografisch verdeling
Nederland
Andere variabelen
Er zijn cijfers over de productie van elektriciteit, de productie van de warmte die daarbij voor nuttig gebruik vrijkomt, de inzet van brandstoffen, duurzame energiebronnen, en het opgestelde vermogen. De cijfers worden gegeven per type installatie, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar warmtekrachtkoppelingsinstallaties en overige installaties.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Nederlandse energiehuishouding (NEH) (CBS, 2007)
Opmerking
Een deel van de gegevens in de tabel verschilt van de gegevens die het CBS in de basistabel op StatLine publiceert over warmtekrachtvermogen. In het Compendium voor de Leefomgeving worden warmtekrachtinstallaties uit bedrijfstakken als de industrie, die een joint venture vormen met energiebedrijven, toegerekend aan de energiebedrijven. Zij vallen daarmee dus niet binnen de betreffende bedrijfstak maar binnen de Energiesector. In de StatLinetabel worden dergelijke installaties toegerekend aan de bedrijfstak waar zij geplaatst zijn.
Betrouwbaarheidscodering
Centraal bij energiebedrijven: A (integrale enquête);Energiebedrijven (incl. joint ventures): C (schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd);Raffinaderijen en winningsbedrijven: B (schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is);Chemie, voeding- en genotmiddelenindustrie, papierindustrie: B (schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is);Overige industrie: C (schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd);Land- en tuinbouw: D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake);Afvalverbranding: B (schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is);Gezondheidszorg en overig: D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake).
Archief van deze indicator
- Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2021 (actuele versie , 24 jul 2023 )
- Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2020 (v23 , 08 jun 2022 )
- Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2019 (v22 , 13 apr 2021 )
- Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2018 (v21 , 15 apr 2020 )
- Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2017 (v20 , 20 feb 2019 )
- Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2015 (v19 , 06 jul 2017 )
- Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2013 (v18 , 15 jun 2015 )
- Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2012 (v17 , 23 dec 2013 )
- Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2011 (v16 , 08 apr 2013 )
- Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2010 (v15 , 15 dec 2011 )
- Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2009 (v14 , 26 jan 2011 )
- Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2008 (v13 , 02 jul 2010 )
- Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2008 (v12 , 07 jan 2010 )
- Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2006 (v11 , 29 jan 2008 )
- Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2006 (v10 , 09 okt 2007 )
- Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2005 (v09 , 06 mrt 2007 )
- Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2005 (v08 , 03 aug 2006 )
- Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2004 (v07 , 25 apr 2006 )
- Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2004 (v06 , 21 dec 2005 )
- Opgesteld warmte/krachtvermogen, inclusief stadsverwarming, 1998-2003 (v05 , 26 nov 2004 )
- Opgesteld warmte/krachtvermogen, inclusief stadsverwarming, 1998-2002 (v04 , 28 okt 2003 )
- Opgesteld warmte/krachtvermogen, inclusief stadsverwarming, 1980-2000* (v03 , 15 okt 2002 )
Referentie van deze webpagina
CBS, PBL, RIVM, WUR (2010). Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2008 (indicator 0387, versie 12 , 7 januari 2010 ). www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.