Trend broedvogels van moeras en zoet water, 1990-2023

De trend van de vogelsoorten van moeras en zoet water laat een gestage stijging zien sinds 1990.

Ontwikkeling broedvogels van moeras en zoet water

De gemiddelde trend van de broedvogels van zoet water en moeras neemt sinds 1990 gestaag toe (zie eerste tabblad). De selectie van karakteristieke soorten van moeras en zoet water is, ten opzichte van de vorige versie van deze indicator, uitgebreid van 31 naar 59 soorten. Als gevolg daarvan zijn er vooral meer soorten die sinds 1990 zijn toegenomen (36), maar ook meer soorten die zijn afgenomen (18). Vier soorten zijn stabiel en van één soort is de trend onzeker. 

De gemiddelde toename van populaties van broedvogels van moeras en zoet water wordt sterk beïnvloed door relatieve nieuwkomers als Cetti’s zanger, zeearend en grote en kleine zilverreiger en bijvoorbeeld ook door grauwe gans en brandgans die in het verleden voornamelijk alleen overwinterden in Nederland, maar hier tegenwoordig ook veelvuldig broeden.

 

Twee processen hebben grote invloed op moeras en zoet water. Enerzijds is er successie van moeras naar moerasbos; dit is gunstig voor diverse soorten die gebruik maken van struiken, ruigten en jonge bossen in moerassen, bijvoorbeeld de blauwborst en de rietzangers. Anderzijds zijn er herstel- en uitbreidingsmaatregelen voor moeras en open water. In het verleden nam het areaal moeras toe, met name door de ontwikkelingen in de Oostvaardersplassen en in afgesloten zeegaten als het Lauwersmeer; meer recent is de areaaluitbreiding vooral gestuurd door natuurontwikkelingsprojecten, vaak in combinatie met het realiseren van waterberging. Veel moerasvogels hebben daarvan geprofiteerd. 

Ook de verbetering van de waterkwaliteit heeft een positieve rol gespeeld. Een soort als de krooneend, een voedselspecialist van kranswieren heeft bijvoorbeeld duidelijk geprofiteerd van herstel van waterplantvegetaties.

Daarnaast speelt klimaatverandering een rol, door bijvoorbeeld minder wintersterfte bij ijsvogels en graszangers. En tenslotte ligt voor trekkende soorten de oorzaak van de positieve trend mogelijk deels buiten Nederland. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om in Afrika overwinterende soorten als purperreiger, sprinkhaanzanger, rietzanger, snor en kleine karekiet. 

Ontwikkeling rietsoorten

Rietvogels in moerassen zijn in de tweede helft van de 20e eeuw achteruitgegaan door het verdwijnen van riet. Sinds 1990 zijn de populaties van 12 soorten rietvogels gemiddeld echter wel weer toegenomen, waarvoor vooral de sterke toename van de grote zilverreiger verantwoordelijk is. Zes andere soorten zijn echter eveneens toegenomen. Drie soorten zijn sinds 1990 afgenomen: grote en kleine karekiet en porseleinhoen. Twee soorten bleven stabiel. Ook de laatste 12 jaar zijn de populaties toegenomen. Bij de individuele soorten gaat het in die periode zelfs om tien toenemende soorten; drie meer dan in de periode vanaf 1990. Alleen porseleinhoen neemt in de laatste 12 jaar nog af. Het tegengaan van verlanding successie en verruiging is van groot belang voor het behoud van riet en rietvogels, waarbij iedere soort eigen eisen heeft. Zo is voor porseleinhoen jong riet van belang en voor grote karekiet juist overjarig riet. Met maatregelen als aangepast waterbeheer, plaggen en rietbeheer (maaien en oogsten) wordt kwaliteitsverbetering van het riet als broedbiotoop nagestreefd (van der Hut et al., 2008).

Bronnen

  • Boele, A., J. van Bruggen, F. Hustings, A van Kleunen, K. Koffijberg, J.W. Vergeer & T. van der Meij (2021). Broedvogels in Nederland in 2019. Sovon-rapport 2021/02. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.
  • van der Hut R.M.G., R. Foppen, N. Beemster, M. Roodbergen & S. Deuzeman (2008). Ruimte voor riet en moerasvogels in de noordelijke randmeren. Sturende factoren en beheermaatregelen voor kwalificerende moerasvogels. A&W-rapport 1108, Altenburg en Wymenga ecologisch onderzoek, Veenwouden, Sovon, Beek-Ubbergen.
  • Roodbergen M. & Foppen R.P.B. (2021). De Grote Karekiet in de knel. Analyse van sturende factoren in de achteruitgang van de Grote Karekiet in Nederland. Sovon-rapport 2021/97. CAPS-rapport 2021/02. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.
  • Zwarts L., Bijlsma R., van der Kamp J. en Wymenga E. (2009). Living on the edge, Birds and Wetlands in a changing Sahel. KNNV Uitgeverij, Zeist, 564 blz.

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Trend broedvogels van moeras en zoet water

Omschrijving

Populatieontwikkeling broedvogels in moeras en zoet water

Verantwoordelijk instituut

Centraal Bureau voor de Statistiek

Berekeningswijze

Soortselectie

De selectie van karakteristieke soorten vogels van moeras en zoet water in deze indicator is in verband met o.a. recent verschenen vogelsoorten uitgebreid van 31 naar 59 soorten. De selectie van rietvogels is eveneens uitgebreid van acht naar 12 soorten. Zie de download voor een overzicht van de geselecteerde soorten.


Analyse per soort

Aantalsgegevens zijn ontleend aan de landelijke broedvogelmeetprogramma’s van het Netwerk Ecologische Monitoring. Daarmee zijn per soort jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen berekend met behulp van Poisson regressie (zie Methode indexcijfers TRIM; alle soorten zijn geanalyseerd met het standaardmodel met jaar- en meetpunteffecten). 


Indicator

Om de indicator op elk van de tabbladen te berekenen zijn de jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen en over verspreiding meetkundig gemiddeld over alle soorten. Meetkundig middelen betekent dat een halvering van de populatiegrootte van een soort wordt gecompenseerd door de verdubbeling van die van een andere soort.

Van een aantal soorten zijn in de eerste jaren geen indexcijfers beschikbaar (zie tabel met indexcijfers per soort). Deze ontbrekende indexcijfers zijn eerst met een kettingmethode afgeleid uit de indexcijfers van andere soorten. Vervolgens zijn de indexen per jaar meetkundig gemiddeld. 

Door de gemiddelde indexen is een flexibele trend berekend met een 95% betrouwbaarheidsinterval. Het betrouwbaar­heids­interval is gebaseerd op de betrouwbaarheid van de indexcijfers van de afzonderlijke soorten (Soldaat et al., 2017). In de jaren waarin veel soorten ontbreken is de indicator minder betrouwbaar, maar de omvang van deze onbetrouwbaarheid is onbekend.

Uit de trendschattingen en betrouwbaarheidsintervallen daarvan zijn trendklassen afgeleid.

Basistabel

Zie tabel indexen individuele soorten onder Download data

Geografische verdeling

moerassen van laagveengebied, zeekleigebied en rivierengebied.

Verschijningsfrequentie

Jaarlijks

Achtergrondliteratuur

WWF Nederland (2015). Living Planet Report Nederland, staat van biodiversiteit/natuur. WWF, Zeist.

Soldaat, L., J. Pannekoek, R. Verweij, C. van Turnhout en A. van Strien (2017). A Monte Carlo method to account for sampling error in multi-species indicators. Ecological Indicators 81: 340-347.

Strien, A.J. van, A.W. Gmelig Meyling, J.E. Herder, H. Hollander, V.J. Kalkman, M.J.M. Poot, S. Turnhout, B. van der Hoorn, W.T.F.H. van Strien-van Liempt, C.A.M. van Swaay, C.A.M. van Turnhout, R.J.T. Verweij en N.J. Oerlemans (2016). Modest recovery of biodiversity in a western European country: The Living Planet Index for the Netherlands. Biological Conservation 200: 44–50.

Opmerking

De figuur van de trend van struweel- en bosvogels die in vorige versies te vinden was, is met ingang van de huidige versie niet meer opgenomen. De reden is dat de soorten in deze indicator geen sub-selectie vormden van de indicator broedvogels van moeras en zoetwater. 

Betrouwbaarheidscodering

B. Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Trend broedvogels van moeras en zoet water, 1990-2023 (indicator 1155, versie 17,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.