Fijnstofconcentraties, daggemiddelde, 1994-2007

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De norm voor kortdurende blootstelling aan fijn stof is in 2007 in Nederland alleen plaatselijk overschreden, bijvoorbeeld langs drukke straten en snelwegen en in de buurt van op- en overslag bedrijven en grote stallen.

Normstelling

In 2008 is een nieuwe Europese richtlijn voor luchtkwaliteit van kracht geworden. De al bestaande grenswaarden voor fijn stof blijven echter ongewijzigd van kracht. Wel is het mogelijk voor landen om onder voorwaarden later dan voorgeschreven te voldoen aan de fijnstofgrenswaarden, maar uiterlijk in 2011. De grenswaarde voor kortdurende blootstelling aan fijn stof is een daggemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) van 50 µg/m3 die niet vaker dan 35 keer per jaar mag worden overschreden.

Landelijk beeld fijnstofconcentraties

De achtergrondconcentraties van fijn stof overschrijden in het overgrote deel van Nederland deze norm niet. Alleen in verstedelijkte gebieden en in gebieden met veel agrarische activiteiten in het midden en zuiden van Nederland wordt de norm overschreden. Dit komt vooral door de bijdrage van lokale bronnen.
In het midden en zuiden van Nederland wordt de norm vaker overschreden dan in het noorden. Dit komt door een hogere uitstoot van fijn stof in het zuiden van Nederland en een grotere invloed van bronnen in het omringende buitenland.
Er is een jaarlijkse variatie in het aantal dagen waarop de concentratie van 50 µg/m3 wordt overschreden. Deze variatie wordt vooral veroorzaakt door meteorologische verschillen tussen de jaren. Zo is het relatief grote aantal dagen met normoverschrijding in 2003 grotendeels ter herleiden tot specifieke ongunstige meteorologische omstandigheden van dat jaar. Op langere termijn valt een duidelijke daling in het aantal dagen met een concentratie boven de norm waar te nemen.

Blootstelling aan fijn stof in 2007

Op basis van achtergrondconcentraties van fijn stof is in 2007 minder dan 1% van de bevolking langer dan 35 dagen blootgesteld aan concentraties boven de 50 µg/m3. Deze cijfers zijn gebaseerd op berekende jaargemiddelde concentraties en een empirische relatie tussen overschrijdingen van de grenswaarde voor het daggemiddelde en het jaargemiddelde. Het berekende aantal blootgestelden vormt een ondergrens, omdat de mogelijke verhoging van lokale fijnstofconcentraties als gevolg van bijvoorbeeld de verkeersbijdrage in straten niet in de berekeningen is verdisconteerd. Overigens treden ook bij concentraties onder de norm al effecten op.
Het jaar 2007 was meteorologisch gezien niet uitzonderlijk. De fijnstofconcentraties lagen iets onder het lange termijn gemiddelde.
De concentratie van 50 µg/m3 voor het daggemiddelde is in 2007 volgens de waarnemingen op acht straatstations met meer dan de 35 toegestane dagen overschreden. De meetstations met overschrijdingen van de norm voor het daggemiddelde liggen zowel in het noorden als het midden en zuiden van het land.

Zeezout en de grenswaarde voor daggemiddelde fijnstofconcentraties

De fijnstofdeeltjes die niet door menselijk handelen in de lucht worden gebracht, kunnen volgens de nieuwe richtlijn luchtkwaliteit bij de beoordeling van de luchtkwaliteit voor fijn stof buiten beschouwing worden gelaten. In de recentelijk aangenomen wijziging van de Wet Milieubeheer wordt de aftrek van zeezout toegestaan bij de vaststelling van de luchtkwaliteitsrapportages aan de EU. De aftrek ervan is vastgelegd in de zogenoemde Meetregeling die hoort bij het Besluit Luchtkwaliteit. Aftrek van zeezout komt zo in de praktijk neer op een verhoging overal in Nederland van de grenswaarde voor daggemiddelde fijnstofconcentraties met 6 dagen tot 41 dagen boven 50 µg/m3. Deze toegestane aftrek leidt tot minder overschrijdingen van de norm voor het daggemiddelde. Toch is de mate van overschrijdingen in stedelijke gebieden vaak nog zo hoog dat de knelpunten hier blijven bestaan. In 2007 is het aantal stations, waar een overschrijding van de norm voor het daggemiddelde is vastgesteld, 50% lager als zeezoutaftrek wordt toegepast.

Fijn stof ingedeeld naar oorsprong

Fijn stof is een verzamelbegrip. Het bestaat uit een scala van stoffen die op verschillende wijze in de buitenlucht terechtkomen. Op basis hiervan wordt - onder andere met het oog op het beleid - een primaire en een secundaire fractie onderscheiden:

  • De primaire fractie bestaat uit deeltjes die direct door menselijk handelen en/of natuurlijke processen in de lucht worden gebracht. De belangrijkste door menselijk handelen veroorzaakte uitstoot komt van transport, industrie en landbouw. In kustgebieden vormt de zee een belangrijke natuurlijke bron voor fijn stof in de vorm van zeezoutdeeltjes. Opwaaiend bodemstof is ook onderdeel van deze fractie; het is deels van natuurlijke oorsprong.
  • De secundaire fractie bestaat uit deeltjes die in de atmosfeer worden gevormd na chemische reacties in de lucht. Hierbij spelen zowel gassen als reeds aanwezige deeltjes een rol. Ammoniak (NH3), stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO2) en vluchtige organische koolwaterstoffen (VOS) zijn bij deze reacties de belangrijkste stoffen.

Gezondheidseffecten van fijn stof

De gezondheidseffecten die optreden door langdurende blootstelling aan fijn stof (op een tijdschaal van vele jaren) zijn moeilijk te bepalen en onzeker. Het ontbreken van gegevens voor Europa bemoeilijkt het maken van een schatting van de omvang van gezondheidseffecten voor Nederland. Als Amerikaanse studies geldig worden verklaard voor Europa dan is de schatting dat langdurende blootstelling aan fijn stof leidt tot een levensduurverkorting in de orde van een jaar, in vergelijking tot een leven lang zonder fijn stof.
Gezondheidseffecten die optreden bij kortdurende blootstelling aan fijn stof zijn beter bekend, ook omdat hierover Nederlandse gegevens beschikbaar zijn. Deze effecten treden op als gevolg van blootstelling aan fijn stof gedurende enkele dagen. Gezondheidskundige studies, die de effecten van kortdurende blootstelling aan fijn stof belichten, wijzen uit dat in Nederland jaarlijks enige duizenden mensen vroegtijdig overlijden. De duur van deze levensverkorting is vermoedelijk kort: enkele dagen tot maanden. Fijn stof heeft effect op onder andere hart- en longfuncties. Zo wordt 1 à 2 procent van de spoedopnamen voor long- of hart- en vaataandoeningen in Nederland toegeschreven aan fijn stof. Dergelijke resultaten zijn niet alleen in Nederland, maar overal op de wereld gevonden en ze zijn vrij robuust.
Uit gezondheidskundige studies blijkt dat er ook bij lage fijnstofconcentraties nog gezondheidseffecten zijn, zij het minder ernstig en minder omvangrijk dan bij hoge concentraties. Dit betekent dat, hoewel de luchtkwaliteit verbetert met elke concentratievermindering, er geen grote gezondheidswinst mag worden verwacht bij een daling van de fijnstofconcentratie van net boven een grenswaarde naar net eronder.
Fijn stof is een mengsel van veel verschillende soorten chemische bestanddelen afkomstig van een scala aan antropogene en natuurlijke bronnen. Zowel fijn stof (PM10) als het fijnere deel van fijn stof (PM2,5) zijn geassocieerd met gezondheidseffecten. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) beschouwt PM2.5 als schadelijker voor de gezondheid dan PM10 (WHO, 2006a). Welke chemische bestanddelen van fijn stof de oorzaak zijn van de gezondheidseffecten, is echter grotendeels nog onbegrepen, hoewel er enige richting in is aan te geven.
Huidig onderzoek wijst in de richting dat vooral de kleine (zwarte) roetdeeltjes bij gezondheidsschade van belang zijn. Het gaat hier om deeltjes die vrij komen bij verbrandingsprocessen zoals bij alle verkeersvormen, energieopwekking, raffinaderijen, bij houtkachels en sommige industriële activiteiten. Andere bestanddelen van fijn stof zoals zeezout en mogelijk ook de sulfaat- en nitraatfractie in fijn stof zijn misschien weer minder schadelijk. Ondanks de mogelijke verschillen in schadelijkheid tussen bestanddelen van fijn stof (WHO, 2006b) gaat de Wereldgezondheidsorganisatie er vooralsnog van uit dat in het heterogene fijnstofmengsel van zowel PM10 als PM2.5 elke component gezondheidskundig even belangrijk is. Dit is dan ook tot nu toe steeds als uitgangspunt bij de risicoschattig genomen. Hierbij speelt een rol, dat onbekend is wat de effecten zullen zijn op de gezondheid bij vermindering van de individuele bestanddelen.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Opmerking
De trends van het aantal overschrijdingen van een daggemiddelde fijnstofconcentraties van 50 µg/m³ op regio-, stad- en straatstations zijn gebaseerd op metingen in het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) tot en met 2007. Het gemiddelde over de stations is berekend op basis van de in het specifieke jaar aanwezige aantal stations. Het aantal stations dat gebruikt is voor de berekening van het gemiddelde, kan daardoor per jaar verschillen. Het aantal stations van de verschillende types bedraagt: regionale stations 9-17, stadsstations 3-7 en straatstations 3-16. De interpretatie van de trend is echter gebaeerd op een homogene reeeks. Dit houdt dat er alleen meetresultaten van stations zijn beschouwd die gedurende de gehele epridoe in bedrijf zijn geweest.Het landsdekkende beeld voor de jaargemiddelde achtergrondconcentraties van fijn stof voor 2007 is verkregen door combinatie van meetresultaten met modelberekeningen. Deze kaart is berekend voor het meest recente jaar waarvoor definitieve emissiegegevens beschikbaar zijn en dat is 2005.
Betrouwbaarheidscodering
-

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Fijnstofconcentraties, daggemiddelde, 1994-2007 (indicator 0243, versie 08,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.