Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 - 2010

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De natuurkwaliteit van macrofauna is laag voor alle typen oppervlaktewater. Slechts op enkele plaatsen wordt een goede kwaliteit aangetroffen. In de periode 1990-2005 is sprake van een lichte verbetering, maar de laatste jaren is geen verdere verbetering opgetreden.

Toestand natuurkwaliteit in meeste oppervlaktewateren is slecht tot matig

De natuurkwaliteit van macrofauna is in de meeste oppervlaktewateren ontoereikend of matig. Dit is bepaald aan de hand van de macrofauna-maatlat van de Kaderrichtlijn Water (KRW). Macrofauna zijn kleine, maar met het blote oog zichtbare, ongewervelde dieren (insecten, slakken, etc) die in het oppervlaktewater leven. Van elke bemonstering van de waterschappen is de aanwezige macrofauna vergeleken met de referentie voor natuurlijke wateren of voor de maximaal haalbare kwaliteit bij kunstmatige wateren. Slechts een klein deel van de wateren (ongeveer 10%) heeft een goede natuurkwaliteit. Een goede natuurkwaliteit komt voor langs de grens met Duitsland, de sprengen (gegraven beken) van de Veluwe, de Wieden en Weerribben, bij brakke wateren in Zeeland en langs de Overijsselse Vecht. Wateren met een slechte natuurkwaliteit komen nog maar weinig voor nadat de waterkwaliteit in de periode 1980-1990 verbeterde.

Nauwelijks verbetering in bijna 20 jaar

De natuurkwaliteit is in de periode 1991 tot en met 1998 licht verbeterd. Bij beken en sloten is de natuurkwaliteit respectievelijk met 5 en 2 procentpunt verbeterd. Bij meren is de natuurkwaliteit van macrofauna voor de hele periode geen verbetering opgetreden. De laatste jaren is de natuurkwaliteit stabiel gebleven bij alle watertypen. De natuurkwaliteit wordt vooral bepaald door de vermesting van het oppervlaktewater en het beheer en de inrichting van het water. De vermesting wordt bepaald door de gehalten aan stikstof en fosfor. De vermesting van het oppervlaktewater is weergegeven in:


De inrichting en het beheer van het oppervlaktewater zijn belangrijk voor de aanwezigheid van verschillende habitats. Bij beken bepaalt de mate van meandering versus kanalisatie de mogelijkheden voor de macrofauna. Ook de watertemperatuur is in beken gestegen, door verstuwing en het ontbreken van beschaduwing. Bij kanalen, sloten en meren zijn de inrichting van de oevers en het waterpeilbeheer belangrijk voor de natuurkwaliteit. Meren krijgen steeds vaker een harde stenen oever ter bescherming tegen golfslag, zodat de macrofauna geen geschikt habitat hebben. Bij viswater kan het uitzetten van vis een negatief effect hebben op de natuurkwaliteit. Bij vennen hebben exotische vissoorten een negatieve invloed: in vennen waar de zonnebaars is uitgezet, komen veel minder macrofauna soorten voor en deze hebben lagere dichtheden.

Verbetering gaat langzaam

De verbetering van de natuurkwaliteit in het water gaat maar heel langzaam. De vermesting van het oppervlaktewater is sinds 1990 voor de meeste wateren verminderd. De verbetering in natuurkwaliteit is in deze periode slechts minimaal, veel minder dan de verbetering in waterkwaliteit. Het herstel van de natuurkwaliteit gaat langzaam doordat veel macrofauna soorten lokaal zijn verdwenen of zelfs in Nederland zijn uitgestorven. De lange hersteltijd komt ook doordat veel waterbodems voedselrijk geworden zijn en het water troebel is door slib en humus. Hierdoor krijgen waterplanten geen kans om te groeien, waardoor de macrofauna geen geschikt habitat heeft. Ook is er vaak nog een onnatuurlijke visstand aanwezig die verder herstel van de ecologie in de weg staat. Deze onnatuurlijke visstand kan komen door de voedselrijke situatie in de afgelopen tientallen jaren of door het uitzetten van vis. Herstelmaatregelen zijn vaak lokaal en beslaan maar een deel van het beektraject. Voor een landelijk overzicht dragen deze daarom maar beperkt bij.

Beleidsdoelen verschillen per watertype

In de KRW zijn doelen geformuleerd voor het oppervlaktewater. De score op de maatlat wordt uitgedrukt in de Ecologische Kwaliteit Ratio (EKR). De KRW maakt onderscheid in natuurlijke, sterk veranderde en kunstmatige wateren. Kunstmatige wateren zijn altijd aangelegd, zoals kanalen en sloten. Hiervoor kan geen natuurlijke referentie worden opgesteld, daarvoor is wel een Maximaal Ecologisch Potentieel opgesteld (MEP). Voor de sterk veranderde wateren (b.v. beken die gekanaliseerd zijn of rechte oevers hebben) geldt een lager doel, het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Voor de natuurlijke wateren is de goede of zeer goede ecologische toestand het beleidsdoel, wat overeenkomt met een EKR van 0,6 of hoger. Deze resultaten wijken op een aantal punten af van de KRW-beleidsrapportage doordat alleen naar macrofauna is gekeken, per meetpunt gerapporteerd is en geen rekening is gehouden met de beleidsdoelen voor de waterlichamen. De KRW rapportage is voor de eerste keer in 2009 opgeleverd. Deze rapportage is gebaseerd op alle beschikbare meetresultaten van de waterschappen en geeft de trend vanaf 1990.

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater
Omschrijving
De natuurkwaliteit is hier bepaald met de ecologische kwaliteit ratio (ekr) van de Kaderrichtlijn Water. Deze ekr is getoetst ten opzichte van de natuurlijke referentie voor de natuurlijke wateren en sterk veranderde wateren. Voor de kunstmatige wateren zoals kanalen en sloten is het maximaal ecologisch potentieel genomen. De doelstelling voor het oppervlaktewater in de KRW kan lager zijn dan de hier gekozen waarde, omdat de meeste wateren sterk veranderd zijn. Dit is dus geen weergave ten opzichte van een doelstelling.
Verantwoordelijk instituut
PBL
Berekeningswijze
De natuurkwaliteit is gebaseerd op de monitoringsgegevens van de biologische meetnetten van de waterschappen. Deze gegevens zijn verzameld in de Limnodata Neerlandica. De score op de maatlat voor macrofauna is voor elk meetpunt bepaald volgens de normen van de Kaderrichtlijn Water. In de KRW is voor elk watertype een aparte beoordeling opgesteld met kenmerkende en positief of negatief indicerende macrofauna soorten. In deze berekeningen zijn voor de trendanalyse alleen die meetpunten gebruikt die gedurende de hele periode regelmatig bemonsterd zijn. In de kaarten zijn alle meetpunten opgenomen die in de periode 2006-2010 bemonsterd zijn.
Basistabel
Limnodata Neerlandica
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
Om de 3 tot 5 jaar.
Achtergrondliteratuur
Van Puijenbroek, P., N. Evers, B. van der Wal (2008) Bepaling kwaliteit aquatische natuur met huidige monitoringsgegevens. H2O / 23, pagina 29-31
Betrouwbaarheidscodering
C. Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 - 2010 (indicator 1435, versie 03,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.